[Hugo Botter]
BOTTER (Hugo), een kloek Ridder, vermaard om zijne Ridderlijke daden, werd door Harderbertus, den zes en twintigsten Bisschop van Utrecht, tot Veldheer aangesteld, en versloeg met weinige ruiteren bij Hemschen, het volk des Paltsgraven, waarbij vele vijanden sneuvelden en onder deze Otto Graaf van Buhlo, terwijl de overige zich met de vlugt reddeden; doch de Paltzgraaf zelf werd gevangen genomen en naar Utrecht gebragt.
Botter heeft waarschijnlijk de Bottersloot gegraven, welke van de Vlist naar Schoonhoven loopt; althans den 12den Junij 1119 ontving hij een stuk land, om des te gemakkelijker te komen uit de Lek naar Haastrecht. Hij sneuvelde in 1144.
Zie Schotanus, Geschied. van Friesl., bl. 92; van Spaan, Inleid. tot de Hist. van Gelderl., D. III. bl. 215; van der Aa, Beschr. van den Krimpenrewaard en Lopikerwaard, bl. 21.