[Pieter Both]
BOTH (Pieter), geboren te Amersfoort, misschien wel een afstammeling van den voorgaande, begaf zich van der jeugd af ter zeevaart en bragt het door goed gedrag en bekwaamheid zoo ver, dat hem in 1599 het opperbevel werd toevertrouwd over eene vloot van negen schepen, met welke hij naar Oost-Indië zeilde. Hij vertrok van daar, na vele bemoeijingen tot voortzetting van den handel, in 1601 naar het Vaderland terug met zeven goed bevrachte schepen. In 1609 werd hij op nieuw met eene vloot van dertien schepen naar Oost-Indië gezonden, waar de zaken in verwarring waren, door het overlijden van den Admiraal Verhoeven, het gevangen nemen van Paulus van Caerden, en het verslaan onzer vloot door Don Juan de Sylva, den Spaanschen Gouverneur der Philippijnsche eilanden. Doch bij de aankomst van Both veranderden de zaken welhaast van gedaante, zijn eerste werk was het oprigten eener faktory te Djakatra, volgens een verdrag met den Koning dier stad gesloten, zijnde dit de eerste oorsprong geweest van de naderhand zoo beroemde vestiging te Batavia. Hij regeerde als Gouverneur-Generaal, met verstand, gematigdheid en kloek beleid, van 1610 tot 1612, en wist de Moluksche eilanden, door de Sylva bedreigd, voor de Compagnie te behouden. Voorts bevestigde hij de Nederlanderen in het bezit van de eilanden Solor en Timor, zond Jacques Spex en Pieter Zegers, met goed gevolg naar Japan, en werd, na een tweejarig bewind, door Gerard Reynst opgevolgd.
Both vertrok den 2den Januarij 1615 met vier rijk geladen schepen van Java, met oogmerk om naar het Vaderland terug te keeren. Doch het eiland Mauritius aandoende, om er verversching in te nemen, had hij het ongeluk met drie zijner schepen te vergaan, en daarbij in de golven om te komen. Zijn naam is op het eiland Mauritius vereeuwigd, door eenen hoogen en zonderlingen kegelberg, die steeds den naam van Pieter Both draagt, welken de Franschen echter in Petre Botte bedorven hebben.
Zijn portret komt voor bij Valentyn, Oud- en Nieuw-Oost-Indië en bij du Bois, Vies des Gouvern.-Géneraux, Holland. aux Indes Orientales; ook bestaat er nog een portret van hem door Jacobus van der Schley, in 12o.
Zijn wapen bestond in een veld van keel, met drie leliën en eene roos van zilver.
Zie Kort Verhael ofte Journael van de Reyse naar Oost-Indiën onder den Admiraal P. Both in 1559, 1600 en 1601; Valentyn, Oud- en Nieuw Oost-Indië, D. I. a. bl. 198 en 199, b. bl. 250-245; D. III. a. bl. 264-266; Hoogstraten en Brouerius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. XII. bl. 41; du Bois, Vies des Gouvern.-Géner., pag. 11-24; Luzac, Holl. Rijkdom, D. I. bl. 272; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 857-872; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. VI. St. I. bl. 339 en 340; van Kampen, de Nederl. buiten Europa, D. I. bl. 103, 183-189; Swaluwe, de Daden der Zeeuwen, bl. 261-264; Teenstra,