Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1052]
| |
geboorteplaats, in de oude talen onderwezen. Na aldaar spoedig groote vorderingen te hebben gemaakt, vertrok hij naar de Hoogeschool te Leiden, waar hij den grondslag legde van die uitgebreide geleerdheid, waarin hij naderhand met den grootsten roem heeft uitgeblonken. Na zijne akademische loopbaan voleindigd en te Dordrecht eene proefpredikatie gehouden te hebben, werd hij in 1756 tot Predikant te Brandwijk-en-Gijbeland, in 1771 te Oud-Alblas, en eindelijk in December 1774 in zijne geboorteplaats beroepen. In den beginne had Bosveld ter laatstgemelde plaatse eenen ongemeenen toeloop, doch den 26sten Januarij 1796, in eene vergadering van 30 kiezers te dier stede, met 17 stemmen tot Representant van het Bataafsche volk gekozen, vertrok hij tot waarneming van die betrekking naar 's Gravenhage, waar hij een zeer werkzaam deel nam in de beraadslagingen der Nationale vergadering. Hoewel hij reeds in 1798 de staatkundige loopbaan had verlaten, was de toeloop, dien hij vroeger had, toen zeer verminderd, waartoe ook niet weinig bijdroeg Bosvelds vrije en ongebondene handelwijze in het verklaren van den Bijbel, waarin sommigen een onverholen afwijken van de leer der Hervormde kerk meenden te vinden. Eene opkomende kortademigheid en daarbij komende smartelijke bezoeking, noodzaakte hem in 1802 zijn emeritaat te vragen, dat hij spoedig op eene loffelijke wijze verkreeg. Ongeveer een jaar later werd hij aan de regterzijde geheel geraakt, van het gebruik zijner spraak beroofd en daarenboven bijna ontbloot van de hebbelijkheid om zijne denkbeelden door teekenen gemakkelijk mede te deelen, waartoe sprakeloozen veelal de toevlugt nemen. Hij bleef echter bestendig in staat om blijken te geven van een vast en gelukkig geheugen, gepaard met een opgeklaard en helder begrip. In dien toestand werd hij dagelijks door zijne vrienden en ambtgenooten bezocht, en sommigen hunner vereenigden zich op gezette tijden in zijne woning, om hem door hunne onderlinge gesprekken en het voorlezen van werken naar zijnen smaak, te vertroosten en te verkwikken, Eindelijk ontfermde zich de Heer over den lijder en nam hem, nadat hij zich zelven zes jaren als overleefd had, den 21sten Januarij 1809, tot zich. Hij was gehuwd met Cornelia Valk. Van hem zien het licht: Vijf Brieven van Philadelphus aan zijnen vriend, ter beoordeeling van het boek genaamd: den doop der kinderen verworpen en der bejaarden verkoren, in vier uitgebreide Redevoeringen, Harl. 1782, welke hoewel zonder naam uitgekomen, aldra aan de wel versneden pen van Bosveld werden toegekend, die zelf ook dit niet tegensprak en naderhand nooit heeft tegengesproken. Philadelphus aan zijnen broeder den veelwaardigen Heer N., Predikant te....in V., ter verantwoording zijner leere aangaande de Goddelijke verbonden, de kerk en den kinder- | |
[pagina 1053]
| |
doop, tegen de brieven van den Heer Alethophilus, Harl. 1789. Hoe de Godsdienstgezindte van de aanzienlijken des lands in stand moet gehouden worden, zijnde eene aanspraak van Bosveld, 20 Maart 1797, in de Nationale vergadering gehouden, en te vinden in Dogverhaal der Handelingen der Nationale vergadering, D. V. bl. 340, en later medegedeeld in den Katholiek, Maart 1844, bl. 205 en volg. De waarheid der opstanding van onzen Heer Jezus Christus, de grond onzer hope op eene zalige opstanding uit de dooden, in eene verklaring van het XV Hoofdstuk van Apostel Paulus eersten Brief aan de Korinthers, Dordr. 1798. 8o. tweede druk, 1825. Verklaring van Paulus Brief aan de Galatiërs, Dordr. 1802. 2 deelen. 8o. Verklaring van Paulus Brieven aan de Thessalonikers, Dordr. 1803. 8o. Verklaring van de vijf eerste Hoofdstukken van Paulus tweeden Brief aan de Korinthers, Dordr. 1804. 8o. Verklaring van Paulus Brief aan de Romeinen, Dordr. 1805-1807. 2 deelen 4 stukken. 8o. Verklaring van Paulus Brief aan de Kolossers, Dordr. 1809. 8o. Verklaring van Paulus Brief aan de Ephesiers, Dordr. 1809. 8o. Verklaring van Paulus eersten Brief aan de Korinthers, Dordr. 1811. 2 deelen. 3 stukken. 8o. Zestal van Leerredenen over de elf eerste verzen van het twaalfde Hoofdstuk van Paulus tweeden Brief aan de Korinthers, waarmede Paulus Bosveld zijn gewoon openbaar dienstwerk besloten heeft, Dordr. 1815. 8o. Ook is hij de schrijver van Proeve over de vervolgingen tegen de Christenen. Den doop der Proselyten. Den eersten dag der Week. Waarschijnlijk ook van de Verhandeling over den hoogen leeftijd der Aartsvaderen, vóór den algemeenen watervloed. Na zijn overlijden zagen nog van hem het licht: Tijdmeter of beknopte tijdlijst des gewijde geschiedenis van Abrahams geboorte tot aan het einde der eerste Christeneeuw, Dordr. 1818, 4 deelen 8o. Proeve eener eenvoudige en duidelijke verklaring der voornaamste waarheden van de Christelijke godsdienst, Dordr. 1825. Bovendien bestaat er van Bosveld een onderwijsboekje, dat te Dordrecht en elders lang in gebruik was. Bosveld behoort ongetwijfeld tot de vermaardste Godgeleerden uit het einde der achttiende eeuw. Hij was in den echten zin des | |
[pagina 1054]
| |
woords liberaal, achting toedragende aan een ieder, die van hem mogt verschillen, rondborstig en eerlijk. Hij beminde de zuivere waarheid boven alles, rekende zich geen arbeid te zwaar, geen moeijelijkheid te afmattend om ze op die wijze te zoeken, op welke hij begreep er het veiligst toe te kunnen geraken. Als Prediker maakte hij het meeste werk van de tekstverklaring, en deze was doorwrocht en geleerd. Zijne toepassingen waren kort. Hierdoor achtte men hem minder voor den kerkelijken kansel, meer voor den akademischen leerstoel geschikt. Doch het was vooral als Bijbeluitlegger dat Bosveld eenen roem verwierf, die niemand zijner tijdgenooten als zoodanig deelachtig werd. De hoofdkenmerken van zijnen uitlegkundigen arbeid zijn duidelijkheid, onafhankelijkheid en grondig onderzoek; de hoofdverdienste het opsporen van den gang der redenering, waarover hij, door het toepassen eener gezonde logica, een helder licht verspreidde.
Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. XXX. bl. 366, D. XXXIV. bl. 54, 65, 171, 187, 342, 407, D. XXXV. bl. 96, 364, D. XXXVII. bl. 268, 284; C. van der Aa, Geschied. van den Oorlog 1793-1800, D. III. bl. 392-403, D. IV. bl. 210, 211, 379; Ypeij en Dermout, Gechied. der Nederl. Herv. Kerk, D. III. bl. 618-620, Aant. bl. 272 (865), D. IV. bl. 278 en 279 Aant. bl. 45 (261); van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. II. bl. 578 en 579, D. III. bl. 179, waar hij verkeerdelijk Pieter genoemd wordt; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. V. bl. 38 en 39; Schotel, Kerkel. Dordr., D. II. bl. 555-575; Glasius, Godgel. Nederl. |
|