lingen heeft mogen beschouwen, die dan ook gereedelijk plaats vonden in de verzamelingen der liefhebbers. Niettegenstaande hij, uithoofde van eene verlamming aan regterarm en hand, genoodzaakt was met de linkerhand te werken, beoefende hij de kunst met ijver, en was, even als zijn Vader, Lid van het genootschap Pictura te Dordrecht, waar hij ongehuwd overleed.
Zie van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk., D. III. bl. 195; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.