verd te hebben, naar Enkhuizen terug, waar de vloot voor den winter werd opgelegd.
In 1572 zoekende Spaansch Krijgsvolk binnen Enkhuizen te brengen, werd hij aldaar gevangen door het volk en gedwongen aan zijne onderhebbende Scheepsbevelhebbers te schrijven, dat zij voor de stad zouden komen en hunne schepen stellen in handen der burgerij, zoo als sommigen ook deden. Voornamelijk was men op hem vertoornd, omdat hij, bij den oploop des volks een burger van Enkhuizen met stokslagen had durven aantasten. Eerlang werd van Boschhuysen evenwel in het geheim door de Regering losgelaten, waarop hij zich veiligheidshalve naar Amsterdam begaf.
In dat zelfde jaar nog door den Prins van Oranje, Sonoy en Bardesius, aangezocht zijnde om van partij te verwisselen, liet hij de brieven onbeantwoord, ofschoon hij destijds daartoe wel genegen scheen, maar het innemen van Bergen in Henegouwen, Mechelen en andere plaatsen deed hem weder van gedachten veranderen. Later vertoonde hij zich met zijne schepen dagelijks voor Enkhuizen, doch met geen ander gevolg, dan dat drie zijner Hoplieden, met hunne manschappen overliepen en zich onder Oranje's eed begaven. Ook brandde hij op zekeren tijd eenige huizen buiten de Noorderpoort af, zonder verder iets uit te rigten. In 1573 woonde hij, na eenige dagen te voren door een kogel in den arm gewond te zijn, als Vice-Admiraal op de Heilige Geest, een schip bemand met 115 koppen, den slag onder Bossu tegen Cornelis Dirksz. op de Zuiderzee bij, doch was een der eerste die de vlugt namen, en had naderhand de laaghartigheid, ten einde zijn eigen schande te bedekken, het verlies van den slag te wijten aan het slechte beleid van Bossu, die zich mannelijk verdedigd had.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. IV. bl. 237 (169), B. V. bl. 340 (246), B. VI. bl. 371 (270), 372 (271), 404-406 (294-296), 413 (301); Velius, Chronyk van Hoorn, bl. 315 noot, 318, 322 noot, 327, 329, 340, 343, 344 noot, 389 noot, 398 noot; Hooft, Nederl. Hist., bl. 209, 230-232, 239, 272; (Brandt en Centen), Hist. van Enkhuyzen, D. I. bl. 106-109, 114, 132, 136, 137; (Beaufort), Leven van Willem I, D. II. bl. 80, 409; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. 274, 356, 357, 364, 382, 383, 384, 448; de zelfde, Beschr. van Amsterd., D. I. bl. 318, 326; Siegenbeek, Gesohied. der Burgerw., bl. 40-44; van Groningen, Geschied. der Watergeuzen, bl. 31, 79; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl D. II. St. V. bl. 80, 163, 183-186, 189, 312-315; de Jonge, Nederl. Zeew., D. I. bl. 161; Gachard, Corresp. de Phil. II. T. II. pag. 230.