Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Hendrik de Bosch]BOSCH (Hendrik de), broeder van de beide voorgaanden, geboren te Amsterdam in 1720, was Stads-geneesheer aldaar, en een man vol smaak en fijn gevoel voor het schoone, taalkennis en veelvuldige bekwaamheden. Den 20sten September 1737, en dus reeds in zijn zeventiende jaar, hield hij, bij het verlaten der Latijnsche school, eene openbare verhandeling over de Geneeskunde bij de EgyptenarenGa naar voetnoot(1), welke zijn broeder met een lofdicht vereerde, en in 1743, bij zijne bevordering tot Geneesheer, verdedigde hij zijne Geneeskundige verhandeling Over het gebruik en de werking der IngewandenGa naar voetnoot(2). Hij was een keurig dichterlijk vertaler; zijne overzettingen der fraaije Latijnsche gedichten van Adriaan van Roijen en Petrus Burman, bij gelegenheid der verheffing van Willem V tot Stadhouder, in 1766, en eenige andere dichtstukken uit het Engelsch zijn daarvan het bewijs. Hij stierf den 30sten Junij 1772, bij zijne echtgenoote, Alida Ottens, geene kinderen nalatende. Zijn portret is twee malen gegraveerd door Reinier Vinkeles in 8o.
Zie de Vries, Proeve eener geschied, der Nederd. Dichtk., D. III; bl. 154; Witsen Geysbeek; Biogr. Woordenb. der Nederl. Dicht., Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holl., Zeel., Utr. en Gelderl., D. II. bl. 52; uit familiepapieren aangevuld. |
|