In de galerij te Weenen zijn van hem een:
Aartsengel Michaël, die den Draak bevecht, en twee kleine stukjes, voorstellende:
eene Tentatie van St. Antonius.
een Orpheus, die zijne Euridice in de benedenwereld, van Pluto terugëischt.
Bos heeft ook hout-figuren gesneden; onder anderen bestaat van hem een houtsneeprent, verbeeldende een St. Anthonis tentatie of aanvechting, gemerkt 1522. Vele prenten zijn nog onder de liefhebbers voorhanden, die door onderscheidene Plaatsnijders naar zijne schilderijen en teekeningen in het koper gebragt zijn, als: een Luiaards en Lanterfantenleven; daar men den Gek scheert; daar de eene blinde den anderen leidt; daar de groote visschen de kleine eten en vele anderen meer, doorgaans kluchtig en zoo grappig van ordonnantie, dat men ze niet zonder lagchen kan beschouwen.
Bos overleed omstreeks 1530. Zijne afbeelding komt voor op plaat L no. 2 in van Manders Leven der Schilders.
Zie voorts dat werk D. I. bl. 96-99; Hoogstraten, Groot Algem. Hist. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Immerzeel, de Levens en Werken der Kunsts.; Biogr. Univers; Convers. Lexicon, 10e auflage (1851), Band III. S. 132 u. 133; Meyers, Convers. Lexicon, Band V.S. 272 u. 273, welke beide laatsten hem Hieronymus Bosch noemen.