Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 961]
| |
[Derde stuk][Anna van Borssele]BORSSELE (Anna van), dochter en, bij gebrek aan mannelijk oir, erfgename van Wolfert van Borssele, Graaf van Bouchane en van Charlotte van Bourbon, geboren op het Kasteel Sandenburg, waarschijnlijk in 1471, huwde reeds in 1481 met Filips van Bourgondië, een zoon van Antonie van Bourgondië, bijgenaamd de groote Bastaard, welk huwelijk echter uit hoofde van hare jonkheid eerst later voltrokken werd. In 1488 bragt zij eene dochter en in 1489 een zoon Adolf van Borssele ter wereld, wiens opvoeding zij aan den oudsten der Zeeuwsche kronijkschrijvers Cornelis BattusGa naar voetnoot(1) en den geleerden Desiderius Erasmus opdroeg. Omstreeks 1500 trad zij weder in den echt met Lodewijk van Montfoort, eenen Edelman zonder middelen, dien zij in 1503 tot Heer van Vere deed huldigen. Hij stierf den 10den November 1505. Ruim een maand later deed Filips, Koning van Spanje, als Graaf van Holland en Zeeland, Vere door eenig krijgsvolk bezetten, waarschijnlijk om de weduwe tot het inwilligen en opbrengen van eene sterke bede te noodzaken. Anna moet niet slechts eene groote begunstigster der Geleerden, maar zelve ook hijzonder geleerd geweest zijn. Erasmus roemt haar bijzonder als eene milde Patrones zoo der Kerkelijken als der Geleerden, alsmede wegens hare heuschheid, vriendelijke gemeenzaamheid, niettegenstaande haren hoogen rang, standvastigheid in wederspoed, zachtzinnigheid in het dragen van ongelijk, kloekmoedigheid te midden der zorgen en meer andere schoone deugden. Deze edele vrouw had met onderscheidene tegenspoeden en wederwaardigheden te worstelen, vuur en water, pest en oorlog bragten haar en hare aanzienlijke bezittingen aanmerkelijke schade toe. Zij overleed den 8sten December 1518.
Zie Boxhorn, Croniick van Zeel., D. II. bl. 222, 223, 349, 350, 278 en 391; Smallegange, Cronyk van Zeel., D. I. bl. 323, 393; Luiscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 65; van Mieris, Hist. der Nederl. Vorsten, D. II. bl. 83; de la Rue, Gelett. Zeel., bl. 509 en 510; Ermerins, Zeeuwsche Oudh., D. III. St. II. bl. 118-133; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 814; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. IV. St. I. A bl. 326. |
|