[Gerardus Wilhelmus Boot]
BOOT (Gerardus Wilhelmus), broeder van den voorgaande, geboren den 31sten Mei 1763 te Leur bij Breda, vertrok na het verlaten der Latijnsche scholen, naar Leidens Hoogeschool, ten einde zich, even als zijne beide broeders den zoo even genoemde Johannes Cornelis Boot en Diderik Boot, den 2den Mei 1811 als Predikant te Heusden overleden, tot het leeraarambt bekwaam te maken. Door eene hevige borstziekte aangetast, echter dit voornemen moetende opgeven, legde hij zich meer bijzonder op de oude Letterkunde toe, en werd achtervolgens Praeceptor aan de Latijnsche scholen te Breda, Middelburg en Zutphen, en eindelijk in het jaar 1792 Rector aan die te Gorinchem, alwaar hij den 6den September 1832 overleed, nalatende bij zijne echtgenoote Mechteld Hendrina Ribbers, drie zonen Johannes Cornelis Boot, Apotheker en Lid van de Plaatselijke Geneeskundige Commissie te Gorinchem, overleden den 8sten Maart 1852, Louis Boot, Predikant te Randwijk, en Hendrik Boot, Predikant te Asten, en eene dochter Hendrika Hermina Boot.
Ook was Boot Schoolopziener van het vierde Distrikt van Zuid-Holland. Tot zijne verlustiging handteerde hij van tijd tot tijd de Nederlandsche lier, waarvan hij de voorbrengselen, somtijds in een of ander tijdschrift, meest slechts met de voorletters zijns naams geteekend, mededeelde. Zijne dichttrant was meest luimig en schertsende. Aandoenlijk teeder echter klonken de toonen zijner lier,