[Elias van Booren]
BOOREN (Elias van), geboren te Leiden den 28sten Februarij 1728, was Schoolmeester in zijne geboortestad, ofschoon hij tot deze betrekking geen de minste geschiktheid had. Zijne verwaandheid overtrof nog zijne onbekwaamheid, zoodat hij in 1774 ter perse gaf eene Beschrijving in rijm van het tweede eeuwfeest der Leidsche Akademie, onder den titel:
Het Tweehondertste Jubels Vreugt Verhaal, Meede ter Gedagtenis beschreve En op Reym Gemaakt van My Elias van Booren Schoolmeester woond op de Middelste Gragt, Inhoudende het Geen op den Derden en Vierden van October 1774 Is geschiet ontrent het feest houden van het tweehondertste Jubel van Leydens Ontzet.
Ellendiger rijmelarij is er welligt ter zulker gelegenheid nimmer in het licht gezonden, en niettemin verlustigt men zich bij het lezen, om den wonderbaarlijken gedachtengang van den pedanten schoolvos, die zijne rijmen nu en dan met proza aanteekeningen, midden tusschen deze in geplaatst, afwisselt.
Bovendien bestaat er van hem in druk:
Dankoffer aan den digter A. Balthazaar, te Leyden, voor zijne Lofgalmen op het Twee Honderdtjarig Jubelfeest van Leydens wijdvermaarde Hooge School, verscheenen en Geviert op den 8. Februarij MDCCLXXV.
Van Booren overleed den 14den Januarij 1797. Ten proeve van 's mans rijmtrant voegen wij hierbij het Grafschrift dat hij op zich zelven gemaakt heeft:
Als ik kwam te steurreven
Mot ik het Hemelryk beeurreven,
De gaander die dan op myn zandgraft mag gaaan
Mot dan zeggen Elias van Booren ligt hier onder aan.
Zie Biogr. Woordenb. der Nederl. Dichters ten verv. op Witsen Geysbeek, uit partikuliere berigten aangevuld.