[Frederik Bontemantel]
BONTEMANTEL (Frederik), een Zeekapitein, ontving in 1692 met den Kapitein Broeder den last om eenige Spaansche en Engelsche Koopvaardijschepen te geleiden. De reis was reeds gedeeltelijk gelukkig volbragt, toen zij, op de hoogte van Castro gekomen, door drie Fransche oorlogsschepen en twee Kapers, die gedurende den nacht in de vloot geloopen waren, werden aangetast. De oorlogsschepen voerden van veertig tot twee en vijftig, en de Kapers dertig en zes en dertig stukken kanon, zoodat de overmagt over de beide geleiders zoo groot was, dat er niets anders voor hen over scheen, dan het geheele konvooi aan den vijand over te geven.
De Nederlandsche Kapiteins echter besloten, om zich deze aanzienlijke prooi, niet zoo gemakkelijk te laten ontweldigen. Zij begonnen, niettegenstaande de ongelijkheid van het getal en de zwakheid hunner schepen, het gevecht met de uiterste manhaftigheid, en gaven hierdoor tijd aan hunne onderhebbende koopvaarders, om zich door de vlugt te redden en te ontsnappen. Van beide zijden werd met ongeloofelijken moed gevochten, tot dat eindelijk de beide Nederlandsche schepen, van alle kanten door den vijand omringd, in den grond geschoten werden, Bontemantel zelf sneuvelde in het gevecht, en van zijne brave manschappen werden slechts zeven of acht geborgen.
De Fransche hadden weinig reden, om zich op hun geluk in dezen slag te beroemen; want, behalve dat zij hun oogmerk misten, en zich slechts van eene ledige buis en een klein Engelsch vaartuig meester maakten, was een hunner oorlogschepen zoodanig gehavend, dat het korte tijd na het gevecht zonk, terwijl de twee anderen zooveel geleden hadden, dat zij niet dan ter naauwernood in hunne havens binnen kwamen.
Zie Engelberts Gerrits, Heldend. ter Zee, D. II. bl. 286-288; de Jonge, Nederl. Zeew., D. IV. St. II. bl. 385-390.