[Frederik van Boeymer]
BOEYMER (Frederik van) of Boymer, der Regten Doctor, Raadsheer en gevolmagtigde van de Baanderheeren van het Graafschap Zutphen, werd tot onderscheidene belangrijke zendingen gebruikt, waarbij hij gewoonlijk woordvoerder was. Zoo was hij het op den Landdag te Nijmegen in November 1576, waar over het aannemen eener vereeniging tegen de Spanjaarden en andere gewigtige zaken gehandeld werd. Vroeger was hij reeds met eenige anderen gezonden om den Stadhouder van Gelderland, Gilles van Barlaymont, Heer van Hierges, te begroeten, en nu weder om met den Stadhouder te handelen over het doen van zijnen eed en de zaken aangaande het Krijgsvolk. Met nog negen andere AFgevaardigden uit Gelderland, werd Boeymer in November 1576 naar Brussel gezonden, ten einde Gelderland ook in de Gendsche Pacificatie werd opgenomen, bij welke gelegenheid Boeymer op nieuw de spreker was. Er bestaat een uitvoerig verhaal van deze reis en de verrigtingen der Afgezanten, waaruit nog blijkt, dat Boeymer met Elbertns Leoninus gecommitteerd werd door de Algemeene Staten om met den Prins van Oranje te handelen over het wegnemen van alle vijandschap en onverstand bij de Staten van Holland, tegen de steden Amsterdam en Haarlem voorgenomen. In November 1577 was hij tegenwoordig op den Landdag te Arnhem, ter beraadslaging over belangrijke punten tot heil des Vaderlands. In Januarij 1578 vinden wij Boeymer als Afgevaardigde der Gravin van Bronkhorst op den Landdag te Nijmegen, waar over het Stadhouderschap van Graaf Jan van Nassau gehandeld werd. Als Afgevaardigde van genoemde Gravin trok hij in Februarij 1578, ofschoon hij weinige dagen te voren zijne vrouw had verloren, ‘alle zijne bijzondere belangen bij de dienst des landschaps achterstellende,’ naar Antwerpen, om
van den Aartshertog Matthias de aanstelling van een Stadhouder te verzoeken. Hij was door Steven Bentinck en Hendrik van Steenbergen vergezeld, en men verkreeg, na onderscheidene zamenkomsten met den Aartsherlog en Oranje, Graaf Jan van Nassau tot Stadhouder van Gelderland. Gelijk dan ook Boeymers naam nog voorkomt onder een brief van den 25sten Februarij 1578, dringende tot het uitschrijven van eenen Landdag te Zutphen, over de genoemde zaak.
Zie Slichtenhorst, Geld. Geschied., B. XIV. bl. 530; Bondam, Verzam. van onuitgeg. Stukken, D. I. bl. 106, volgg. bl.