Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk

[Taams de Boer]

BOER (Taams de) was een der zeven moedige waaghalzen, die in Februarij 1574 het stoute besluit namen, om eenen hoop Spanjaarden, die zich na het verdrijven van de bende, waartoe zij behoorden, in de kerk van Wormer hadden verschanst, te doen verhuizen. Dit gedeeltelijk versterkte dorp, werd door eene bende van 3000 Spanjaarden aangetast, doch zij werden door de Hoplieden Ruychaver en Aker op de vlugt gejaagd. Een deel echter bergde zich in de kerk. Zeven mannen uit Wormer besloten de kerk te overrompelen, eer de zich herstellende en weder aanrukkende vijand zijne spitsbroeders mogt ontzetten, en zwoeren elkander trouw tot in de dood. In de kerk gekomen, vielen zij onversaagd op den vijand aan, maar door het grooter getal overweldigd, vonden vijf hunner, na wonderen van dapperheid, den

dood. De twee overgeblevenen Thijs Jan Nelles en Taams de Boer, wisten zich door de Oosterdeur te redden, doch door den Spanjaard vervolgd, moesten zij zich van een scheiden, zwerende elkander dat wie hunner vallen mogt, hij door den ander zou worden gewroken. Nelles werd, achterhaald en gedood; de Boer ontkwam ter naauwernood over het ijs. Doch ziende dat hij door een Spanjaard werd vervolgd, keert hij zich om, werpt hem achterover en spitst hem met zijne spies aan het ijs vast. Hij vond nog gelegenheid om den gesneuvelde van zijne wapenen te berooven, en ontkwam den dood.

Zie Soeteboon, Saan-lants Arcadia, D. I. bl. 492; Beeloo, Noord-Holland en de Noord-Hollanders, bl. 198.