[Hendrik van Blomberg]
BLOMBERG (Hendrik van), tijdens de onrustige tijden voor het jaar 1787 de zaak der Patriotten toegedaan, was een der Burger geconstitueerden, ‘om met de Heeren van den Krijgsraad of met eene Commissie uit denzelven, zoo veel mogelijk, gemeenschaplijk te overleggen en te beramen al hetgeen ter bevordering van de goede zaak des Vaderlands en inzonderheid van de goede burgerij dezer stad (Amsterdam), zou dienstig geoordeeld worden.’ Na de omwenteling van dat jaar werd hij echter, nevens Mr. Ernestus Ebeling, Jacobus d'Amour, Pieter Witmond en Jacob van Staphorst, ingedaagd, ‘over en ter zake dat dezelve zijn present geweest en mede geassisteerd hebben bij het inleveren op eene oproerige wijze van zeker Declaratoir, inhoudende de pretense Remotie van negen Heeren uit den Agtbaaren Raad dezer stad,’ alsmede ‘dat zij mede Autheuren en Aanvoerders geweest waren voor de Remotie van den wettigen Hoofd-Officier, voorgevallen den zesentwintigsten Junij MDCCLXXXVII’ welke indaging in September daaraan volgende, gevolgd werd van een vonnis, waarbij zij ‘ten eeuwigen dage uit den Lande van Holland en West-Friesland gebannen werden, onverminderd zoodanige andere straffen als men, indien zij ten eenigen tijde in handen der Justitie mogten geraken, zou oordeelen te behooren.’
Na de omwenteling van 1795 weder in het vaderland teruggekomen, werd hij vervolgens Kolonel-Kommandant, der gewapende burgermagt in het Departement van den Amstel, en bleef zulks tot de ontbinding van dat korps op het laatst van het jaar 1803. Een zijner zonen, insgelijks Hendrik van Blomberg geheeten, hielp als Luitenant te Straalsund den Pruissische Majoor von Schill bevechten en werd bij die gelegenheid gekwetst.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XVII. bl. 73, D. XXI. bl. 27 en 328, D. XLV. bl. 267; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, D. III. bl. 273.