hem een jaarwedde van f 700. Prins Maurits benoemde hem in 1592 tot Luitenant-Houtvester en in 1593 tot Luitenant Groot Valkenaar van Holland. Doch deze posten konden den krijgsman niet bevallen. Hij werd door Koning Karel van Zweden tot Generaal aangesteld, en hem gelast krijgsvolk aan te werven. Ook dit liep te niet, en de uitgeschotene gelden zijn hem nimmer vergoed. Hij sleet zijn laatste levensdagen op het huis te Zwieten bij Leiden, en overleed der moeite en kwellingen zat in 1594 drie kinderen nalatende, Jasper van Blois gezegd Treslong, Willem Karel van Blois gezegd Treslong en Catharina van Blois gezegd Treslong, bij zijne eerste huisvrouw Adriana, dochter van Otto van Egmond van Kenenburg. Zijn tweede vrouw was Wilhelmina Kaarl en bij deze had hij vermoedelijk een zoon Aeneas van Blois gezegd Treslong, die zich den 2den Julij 1600 onderscheidde in den slag bij Nieuwpoort, welke hij als Kapitein bijwoonde. Op Willems nageslacht heeft een rijke zegen gerust, het heeft meer helden voor het vaderland opgeleverd en bestaat nog tot op dezen dag in eere. Hij was een man van moed en trouw, door tegenspoeden, die hij vele gekend heeft, niet nedergeslagen, bekwaam en krijgshaftig, van veel beleid en braafheid, een man wiens nagedachtenis in eere blijft als die van een der bevrijders des Vaderlands en der handhavers van de bevochten vrijheid. ‘Hij was een Hollandsch Edelman van den echten stempel.’
Zie Bor, Nederl. oorl. B. III. bl. 149 (105), 162 (114), B. V, bl. 340 (246), B. VI, bl. 365-370 (264-268), bl. 392 (286), B. IX, bl. 705 (164), B. XII, bl. 993 en 994 (56), B. XIV, bl. 131 (159), B. XVIII, bl. 376 (11) 399 en 400 (31 en 32), B. XIX, bl. 508 (42) 523 (51), B. XX, bl. 559 (4) 570-593 (12-30), B. XXIX, bl. 608 (5); Hooft; Nederl. Hist. bl. 224 en 828, D. II. bl. 44, 83-88; van Leeuwen, Bat. Illustr. bl. 1124; Smallegange, Cronyk van Zeel. bl. 297; (Beaufort), Leven van Willem I, D. II. bl. 631 en 632, D. III. bl. 508; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VI. bl. 325. 340-351, D. VII. bl. 328, 501, D. VIII. bl. 21, 84-87; Bijv. en Nal. op Wagenaar, D. VII. bl. 81-92, D. VIII, bl. 42; Te Water, Tweede Eeuwf. der vrijh. te Vliss. bl. 29; Cleyn, Dankoffer enz. bij het vieren van het Tweede eeuwget. der innem. van den Briele, bl. 70, 72, 73, 75; 's Gravezande, Tweede eeuwged. der Middelb. vrijh. bl. 156, 175, 180, 182, 198, 212, 228, 276, 306 en 495; Te Water, Hist. van het verb. der Ed. St. II. bl. 216-239; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XXVIII. bl. 278-303; Collot d'Escury, Holl. Roem, D. II. bl. 45 en 46 A. bl. 115-118; van Groningen, de Watergeuzen, bl. 152-168; (Schuller tot Peursum), de krijgsbev. bij Nieuwpoort, bl. 53; Groen van Prinsterer, Archive de la Maison d'Orange Nass. Tom. IV. p. 90, Tom. V. p. 366, 370, Tom. VI. p. 66 suiv. et 69;
De Jonge, Nederl. Zeew. D. I. bl. 138 en 177.