Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 630]
| |
Kunstschilder, was zeer geestig, verstandig en ijverig in het beoefenen der kunst. Hij deed eene reis naar Italië, waar hij groote vorderingen maakte; waarna hij eenen togt door Duitschland deed, en te Saltsburg komende aldaar op eene treurige wijze aan zijn einde geraakte; want hier in dienst zijnde van zekeren Benedictus, die een groot beminnaar van kunsten en wetenschappen was, en voor wien hij vele fraaije stukken vervaardigde, kwam hij in woorden met een student, welk geschil zoo hoog liep, dat de degen getrokken werd, en Bloemaart zoodanig werd gestoken, dat hij dood ter aarde viel.
Zie Houbraken, Schoub. der Schild. en Schilder. D. I. bl. 44 en 45; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Immerzeel, Levens en werken der kunsts.; Biogr. Univers. |
|