die men zou moeten doorwaden. Hoe zou het krijgsvolk zulk een langen marsch door het water kunnen doorstaan? Hoe zou men met genoegzame juistheid het nette tijdstip van het lage water kunnen treffen? De vijanden zouden er van verwittigd kunnen zijn, en hadden dus in de hand om 's Konings troepen tot op één man te vernielen. Deze en andere gewigtige bedenkingen moesten zulke ervaren veldheeren, als d'Avila en Mondragon van de onderneming doen afzien; maar Bloemaart hield zijn stuk staande, met verzekering, dat hij eene plaats zou aanwijzen, welke te doorwaden was, en dat hij zelfs de eerste aan het hoofd der troepen zou doortrekken, mits de aanslag, tot op het oogenblik dat men dien begon, geheim gehouden werd. Hij begeeft zich straks op weg, alleen van twee Spanjaarden en eenen boer vergezeld, en vindt inderdaad eene begaanbare droogte ter plaatse daar men overtrekken moest. Na deze ontdekking werd tot den overtogt besloten, en in stilte last gegeven om een groot getal zakjes gereed te maken, welke men met buskruid, lonten en eetwaren opvulde.
Op den 20 October scheepte Mondragon te Bergen op Zoom zijn regement Walen, met eenige Spanjaarden en Duitschers, in, alles omtrent drie duizend koppen; en zich gelatende alsof hij de Nassausche vloot wilde opzoeken, om wederwraak te halen van het onlangs geleden verlies, zeilde hij een eind wegs voort: doch genaderd zijnde tot omtrent den Agger (zijnde voormaals een gedeelte van het verdronken Zuid-Beveland geweest, maar door het verloopen van den stroom thans aan de Brabandsche zijde aangewonnen), ontdekt hij aan het volk zijn voornemen, en doet aan ieder eenen zak uitdeelen, met last om dien benevens hunne wapenen, op den schouder of aan den hals te dragen. Gereed om het water in te stappen, deed hij aan het krijgsvolk eene aanspraak, ten einde hun den moed te doen rijzen, tegen de hagchelijkheid der onderneming. De Spanjaarden hadden den togt voor, vervolgens de Duitschers, en eindelijk de Walen; allen hadden zij bevel om in eene regte lijn achter elkander te gaan. De Veldheer en Bloemaart gingen vooraan. De meeste tijd moest men tot aan de knieën, somtijds tot het middenlijf door het water waden, weinigen echter verdronken; en omtrent den avond kwam het kleine leger behouden te Crabbendijke aan wal, van waar zij langs den zeedijk van Valkenisse voorttrokken, en een vuurteeken daarop maakten; om aan d'Avila, en den Heer van Serooskerke, die aan de Brabandsche zijde gebleven waren, kennis van hunne behouden overkomst te geven.
Zie (de Beaufort) Het leven van Willem de I, Prins van Oranje, D. II. bl. 292 en 293; (Van den Spiegel) Historie van de Satisfactie van Goes, bl. 156-163.