[Ward Bingley]
BINGLEY (Ward), geboren te Rotterdam in 1755, uit Engelsche ouders, werd door zijnen vader tot den koophandel bestemd, en tot dat einde, door zijnen oom van moeders zijde, den heer Stanton, in genoemde stad wonende, op het kantoor genomen. Reeds vroeg echter, eene onwederstaanbare neiging voor het tooneel gevoelende, betrad hij dit reeds in zijn achttiende jaar, onder het gezelschap van den verdienstelijken Corver, die hem tot leermeester verstrekte. In 1779 verscheen hij het eerst op het Amsterdamsche tooneel, waar eene doldriftige kabaal, door de omstandigheden des tijds (het begin van den Engelschen oorlog), aangevuurd, zijne eerste proef, omdat men hem voor eenen Engelschman hield, deed mislukken; doch kort daarop werd hij in den rol van Achilles, in het treurspel van dien naam, met geestdrift toegejuicht, van dien tijd af, legde hij zich onophoudelijk op de tooneelspeelkunst toe, en deed zich daarin meer en meer bewonderen. Zijn buigzaam kunsttalent deed hem, even zeer in het blijspel als in het treurspel schitteren, en de bespottelijke Vuurbal, in het zestienjarige meisje (welk stuk hij zelf uit het Engelsch in het Nederduitsch overbragt), veroorzaakte even zooveel gelach, als de trotsche Cid bewondering, of de sombere Hamlet medelijden verwekte. Ja in alle rollen, welke hij op zich nam wist hij zich te onderscheiden, en zijne tegenwoordigheid verlevendigde, tot in de laatste jaren zijns levens, het tooneel, en boeide steeds de aandacht der toehoorders. Tot een bewijs van de veelzijdigheid zijner bekwaamheden, strekt ook, dat hij, in het jaar 1811, op het Fransche tooneel te Amsterdam de moeijelijke rollen van Philoctetes en van Koning Lear, in de treurspelen van dien naam, met algemeene goedkeuring vervulde, en zich bereid verklaarde om laatstgemelde rol, uit het
treurspel van Shakespear, ook in het Engelsch te spelen.
In 1796 verliet hij het Amsterdamsche tooneel; doch was steeds bereid, wanneer zijne tegenwoordigheid gevorderd werd, om de rollen op zich te nemen, welke men buiten hem niet kon bezetten. Sedert had hij het bestuur over een gezelschap tooneelspelers; stichtte daarmede het Nederduitsche tooneel te Rotterdam, en speelde herhaalde malen, in verschillende steden van ons Vaderland, met de grootste toejuiching. Hij bragt het, door een geregeld gedrag en