[Bartholomeus van Biggekerke]
BIGGEKERKE (Bartholomeus van) of van Bekerke was zeer in aanzien bij Filips de Goede, Hertog van Bourgondië, wien hij groote diensten bewezen had, doch toen die Vorst in het jaar 1433 in Zeeland kwam, om aldaar gehuldigd te worden, kwamen er zeer vele en bijzonder zware klagten tegen hem in wegens het geweld en den overlast, welke hij die van Walcheren en vooral de Middelburgers had aangedaan. De Hertog deed hem hierop in hechtenis nemen en voor de hooge vierschaar in de Abdij brengen, waar Filips zelve tegenwoordig was om regt te spreken. Deze vroeg nuaan Biggekerke of hij genade begeerde of regt; waarop hij antwoordde, ‘ik begeer regt en geen genade.’ De Hertog antwoordde hierop, ‘u zal regt geschieden,’ en deed hem op onze Lieve vrouwe Boodschap-avond in Maart voor de poort der Abdij onthoofden, doch zijn lijk werd gezonden naar zijne heerlijkheid Biggekerke en aldaar in het koor der kerk eerlijk begraven. Kort daarna trokken die van Middelburg op last van Filips uit, en verwoestten het slot te Biggekerke, dat door Heer Bartholomeus bezeten en bewoond was geweest.
Zie Boxhorn, Croniick van Zeeland D. II. bl. 204 en 212; Te Water, het Hoog Adel. Zeel. bl. 147.