dan een inboorling van Gelderland tot Ontvanger der Licenten toe te laten, echter den door hun Hoog Mogenden in dien post aangestelden van den Broek goedkeurden, enkel omdat hij aan Oldenbarneveld vermaagschapt was.
In 1615 werd Biesman naar Leeuwarden gezonden tot handhaving van de regering aldaar. Hij had met de meeste Regenten en vele andere aanzienlijke burgers in Nijmegen de zijde der Remonstranten gekozen, en verzette zich met groote vrijmoedigheid tegen het houden van eene Nationale Synode. Geene beloften noch dreigementen in staat zijnde, om hen van besluit te doen veranderen, werd Prins Maurits over dezen wederstand gramstorig, en besloot de Regering zelf te gaan veranderen, dit ging echter in den beginne niet zeer vlot; want Maurits, bij mangel van andere dienstige voorwerpen, op nieuw vier der aanhangelingen van Biesman aangesteld hebbende, weigerden dezen volstrekt om die posten aan te nemen; zeggende: ‘dat indien er misdaan ware, zij alle even veel schuld hadden.’ Dit had ten gevolge dat de Prins geen kans ziende, om het op eene andere wijze te dwingen, den Preceptor der latijnsche school en den steenhouwer Singendonk als Raden aanstelde; de afgedankten deden wel een protest van al hetgeen er gebeurd was, doch het hielp weinig, en de zaak viel naar het genoegen van den Prins uit. Biesman bleef zoolang in de Vergadering der Staten-Generaal als hij maar eenigzins kon, en scheidde vandaar met waardigheid. Hij behield echter de liefde zijner vrienden en het ontzag zijner vijanden, zooals later bleek toen bij een ontstaan oproer door zijne achtbaarheid stilde.
Hij overleed in 1626 en was gehuwd aan Grada Uwens; de beroemde Gerard Noodt, was de zoon van eene zijner dochters
Zie Brandt, Hist. der Reform. D. II. bl. 634 en 636; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. X. bl. 91, 175, 195 en 199; Bijvoegsels en Aanm. op Wagenaar, D. X. bl. 76 en 77; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.