Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Govard of Godefried Bidloo]BIDLOO (Govard of Godefried), een broeder van den voorgaande, geboren te Amsterdam den 12den Maart 1649, legde zich, na zijn eerste letteroefeningen verrigt te hebben, met veel ijver op de studie der Genees- Ontleed- en Heelkunde toe, met dien uitslag, dat hij daarin tot Doctor werd bevorderd. Nu vestigde hij zich in zijne geboortestad, tot hij in 1688 tot Lector in de Ontleed- en Heelkunde te 's Gravenhage werd beroepen, zich hier de gunst des Prinsen van Oranje hebbende weten te verwerven, die kort daarna den vermaarden togt naar Engeland ondernam, werd hem in het jaar 1690 het Oppertoezigt over alle de militaire Hospitalen hier te lande opgedragen; en twee jaren later vertrouwde hem Koning | |
[pagina 523]
| |
Willem insgelijks, het toezigt over de hospitalen voor het Engelsche krijgsvolk toe. In 1694 werd hij tot gewoon Hoogleeraar der Genees- en Ontleedkunde te Leiden beroepen, welken post hij aanvaardde met eene redevoering Over de Oudheid der ontleedkundeGa naar voetnoot(1). In October 1701 tot Lijfarts van Koning Willem aangesteld, begaf hij zich in die hoedanigheid naar Londen, doch deed niet veel dienst, doordien die Vorst in Maart des volgenden jaars in zijne armen overleed. Bidloo had den Koning in zijne laatste ziekte nog bijgestaan, doch begaf zich, na 's Konings afsterven, weder naar Holland, alwaar hij zijnen post van Hoogleeraar op nieuw aanvaardde, dien hij met veel vlijt en gestadige werkzaamheid in het studeren, en mede in het bereiden van Ontleedkundige voorwerpen waarnam. Hij hield zich onder anderen bezig met het onderzoek van het weefsel der zenuwen, voornamelijk met het doel, om het in zijne tijd door velen verdedigde gevoelen van het bestaan der Spiritus Animales en hunne omloop door de zenuwen te wederleggen. Vooral heeft hij echter de Geneeskundigen van zijnen leeftijd door de uitgave van zijnen voor die dagen uitmuntenden Anatomischen Atlas aan zich verpligt. Bidloo overleed te Leiden den 30sten Maart 1713. Hij was gehuwd met Hendrina Kiskes, en heeft een zoon nagelaten, even als zijn vader Goverd Bidloo genoemd, die Advokaat en Fiskaal van den Hoogen Krijgsraad geweest is. Bidloo was een geleerd man, en doorkundig in velerlei takken van wetenschap; daarbij was hij de eerste Ontleedkundige van zijnen tijd, almede was hij een beoefenaar van de Latijnsche en Nederduitsche Dichtkunde. ‘Zijne dichtstukken dragen echter meer blijken van diepe geleerdheid en koele redeningen, dan van een vlug vernuft, levendige verbeelding en stoute gedachten. Zijne verzen zijn wel niet plat of laag, maar droog en zonder ziel of leven. Hij heeft ook een goed getal tooneelstukken bearheid, waarvan sommigen op den Amsterdamschen Schouwburg vertoond zijn, en waaronder zijn Treurspel, Karel Erfprins van Spanje, zich het langst staande gehouden heeftGa naar voetnoot(2).’ Dat hij onvermoeid werkzaam is geweest, getuigen de menigvuldige schriften die hij heeft nagelaten, als daar zijn: Droom ter Bruyloft van J. Vorsterman. 1675. fol. Anatomia humani Corporis in CXV Tabulis per G. de Lairesse ad vivum delineatis demonstrata, veterum recentiorumque inventis explicata, plurimisque hactenus non detectis illustrata. Amst. 1684. gr. lolio, welk werk, het eerste, dat met zulke groote, en schoone ontleedkundige platen voorzien | |
[pagina 524]
| |
is, met de naauwkeurigste zorgvuldigheid is gegraveerd. Naderhand ook in het Nederduitsch vertaald, werd het in 1735 te Utrecht gedrukt onder den titel van Anatomie of Ontleeding van 's Menschen ligchaam. met pl. fol. Guilielmus Cowper, Criminis Litterarii citatus, coram Tribunali nobiliss. ampliss. Societatis Britano-Regiae. Leyd. 1690. 4o. Komst van zijn Majesteit Willem III in Holland. 's Hage. 1691. met pl. fol. Amsterdamsche Maagt. Haarl. 4o. Oratio in funere Pauli Hermani Med. Dr. Leidae. 1695. Vindiciae quarundam Delineationum Anatomicarum contra ineptias Animadversiones Fr. Ruyschii Praelect. Anat. Chirurg. et Botan. Leydae. 1697. 4o., waarin hij den Hoogleeraar Ruysch beantwoordt, die in zijne Anatomische Brieven, onderscheidene der beschrijvingen berispt had, welke Bidloo dertien jaren te voren in zijn groote werk had gegeven. Brief aan Antony Leeuwenhoek, over de Diertjes, welke men somtijds in de levers der Schapen en sommige Beesten vindt. Delft 1698. 4o. Verhaal der laatste ziekte en overlijden van Willem III Koning van Groot-Brittanje, enz. Leyd. 1702. 8o. Exercitationum Anatomico-Chirurgicarum Decades duae. Leyd. 1708. 4o., zijnde geleerde verhandelingen waarin de schrijver geen leerstelligen toon voert, en indien het hem somtijds al gebeurd, om zekere gemeene gevoelens te wederleggen, zooals hij voorbeeld de bestaanbaarheid der dierlijke geesten, zulks met zulk eene groote mate van ingetogenheid en zedigheid, doet, dat men blijkbaar bespeurt, dat hij eer zoekt te onderrigten dan tegen te spreken. Jesus Leeraar. Leyd. 1711. 4o. Koning Salomon Prediker. 1712. 4o. Brieven der gemartelde Apostelen. Amst. 1712. 4o. De Oculis et visu variorum animalium observationes physico anatomicae. L.B. 1715. 4o. Poezij. Leyd. 1719. 4o. Tooneelpoezij. Leyd. 1719. 2 dl. 4o. Het afbeeldsel van Bidloo gaat in prent uit, behalve in de Effigies van P. van der Aa, door F. Bleijswyk gesneden, grooter voor zijn werk over de ontleedkunst geplaatst, door Abraham Bloteling.
Zie van Loon, Nederl. Historip., D. III. bl. 418, en 519; Luiscius, Algem. Hist. Woordenb.; van Abkoude en Arrenberg, Naamr. van Nederl. Boek.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Nieuwenhuis, Algem. Woordenb. van Kunst. en Wetens.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Lett. en Wetens., D. II. bl. 64; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. I. A. bl. 249 en 250; Biogr. Nation.; Siegenbeek, Geschied. der Leids. Hooges., | |
[pagina 525]
| |
D. I. bl. 251, D. II. bl. 112, T en B bl. 161 en 162; Biogr. Univ.; Blaupot Ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Holl., Zeel., Utr. en Geld., D. I. bl. 298 en 299; van der Boon, over de Ontleedk. van den Mensch., bl. 102, 119, 120, 137, 190, 200 en 255. |
|