te bekeeren en tot zijn geloof over te brengen, uit Gods Woord zoo wist te wederleggen en te overtuigen, dat deze het Pausdom verliet, en, in Holland gekomen zijnde, Leeraar onder de Hervormden werd. Beyma's weduwe, Jel Bottinga of Botnia, zulks vernemende, en begeerig naar berigt van haar mans einde, begaf zich naar den gewezen Biechtvader, die op de vraag of Beyma standvastig gebleven was in de waarheid, haar tot antwoord gaf: ‘ik meende hem te bekeeren, maar hij bekeerde mij.’
Sjoerd van Beyma liet eenen zoon na, mede Sjoerd van Beyma geheeten, die in het jaar 1586 Vaandrig was van eene bende ruiterij, onder den Graaf van Nassau, doch, ruim vijf en twintig jaren oud zijnde, ongehuwd overleed.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. III. bl. 169, (119), B. IV. bl. 238, (169); Hooft, Nederl. Hist., bl. 136 en 168; Vesselius Acronius, Kerckwydinghe van de Nieuwe Kerck te Harlingen den 13 November 1650, Harl. 1652, Marcus, Sententiën van Alva, bl. 75, 76 en 181; Sjoerds, Algem. Bes. van Friesl., D. II. bl. 687, 708 en 709; Te Water, Verbond der Edelen, St. II. bl. 183-189; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VI. bl. 127, 211, 220, 231 en 277; Kok, Vaderl. Woordenb., D. V. bl. 339 en 340; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 72; Scheltema, Staatk. Nederl.; Ypeij en Dermout, Geschied. der Nederl. Herv. Kerk, D. I. Aant. bl. 75-80, (161).