[Willem de Beveren]
BEVEREN (Willem de), zoon van Cornelis de Beverenen van Christina Pijl, geboren te Dordrecht, den 12den November 1624, was Heer van Strevelshoek, Raad en Rentmeester-Generaal van Zuid-Holland, mitsgaders Baljuw en Dijkgraaf van den lande van Strijen. Hij werd in 1649 in de Regering van zijne geboortestad geroepen en bekleedde even als zijne voorzaten aanzienlijke ambten; zoo werd hij in 1648 Baljuw en Dijkgraaf van den Lande van Strijen, in 1652 Raad en Rentmeester-Generaal van Zuid-Holland, en in 1660 Dijkgraaf van Wieldrecht. Ook werd hij in 1650 in het Edel Mogend Collegie der Admiraliteit van Zeeland en meermalen ter dagvaart op de vergadering der Staten van Zuid-Holland afgezonden. Almede is hij Lid geweest der vergadering van hunne Hoog Mogenden; in 1651 werd hij als Ambassadeur extraordinair naar Engeland gezonden, en in 1672, in die zelfde waardigheid aan het Hof van Spanje benoemd zijnde, overleed bij den 31sten Mei van dat jaar, aan boord van een schip, op de reede van Texel, dat zeilree lag om hem naar Spanje over te voeren.
De Beveren wordt geprezen als een man van uitstekende bekwaamheden en een ijverig bevorderaar der belangen zijner geboortestad. Ook tokkelde hij somwijlen de Nederduitsche lier, doch zijne gedichten, van welke eenige in het Swart tooneel-gordyn opgeschoven voor de gebroederen de Witt, in het door Lydius verzamelde Belgium Gloriosum en in de Herstelde Zegentriomf van Karel de Tweede voorkomen, zijn slechts zeer middelmatig.
Hij is gehuwd geweest, met Cornelia Schaap, bij wie hij zes kinderen heeft verwekt, van welke hem twee overleefden.
Zie Balen, Beschr. van Dordr., bl. 968 en 969; van Leeuwen, Bat. Illustr., bl. 869; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Schotel, Geschied- Letter- en Oudheidk. Uitsp., bl. 69 en 70; Aanh. op Witsen Geysbeek, Woordenb. der Dichters.