bekend, door vele uitgave van Grieksche schrijvers over de Geneesen Heelkunde, als:
Demetrius Pepagomenus de Podagra, 1743;
Anonymi Introductio anatomica;
Hypatus, de partibus corporis, 1744;
psellus, de Lapidum Virtutibus, 1475.
Palladius, de Febribus, 1745;
Syresius, de Febribus.
Theophanes Nonnus, Epitome de Curatione Morborum, welk laatste werk, dat in 1794 en 1795, in twee deelen in 8vo te Gotha is uitgekomen voor het beste gehouden wordt, dat hij geschreven heeft.
Nog door anderen oordeelkundigen arbeid maakte hij zich ook bij de liefhebbers der Grieksche Letterkunde verdienstelijk, zoo als door de volledige uitgaaf van Thomas Magister, gedrukt te Leiden in 1757 in gr. 8vo; door eenige vergelijkingen van Grieksche handschriften van d'Orville over Erotianus en Galenus, in de Observationes Miscellaneae novae, Tom. IX. pap. 999-1019 en p. 1020-1056; en eindelijk door zijne aanmerkingen op Grieksche schrijvers, in de Acta literaria Societatis Rheno Trajectinae, Tom. I. p. 199-212, nog kwam er na zijn overlijden uit:
Bernardi, Reliquia medico-critica, Jenae, 1795.
Zie Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens., D. II. bl. 262; D. III. bl. 168; Biogr. Univers.