waaraan talrijke benden uit Vlissingen en Vere deel namen; de aanslag had een ongelukkigen afloop. In het volgende jaar (17 Mei) had er eene scherpe en woedende schermutseling plaats tusschen eenige soldaten van Bernard en Eloy en drie honderd Spanjaarden uit Middelburg getogen, waarschijnlijk om ten voordeele van d'Avila's vloot eene alwending te maken. De onzen tastten den Spanjaard aan, zoodra hij onder het geschut van Vlissingen kwam, met dat gevolg, dat hij, na een gevecht van vier uren, met verlies van vele dooden en gekwetsten, verjaagd werd. Was Bernard de zelfde Kapitein, die elders Nicolaas Barnaerts of Barnaert, genoemd wordt, hetgeen, bij het zoo vaak verkeerd schrijven der namen in die dagen, zeer waarschijnlijk is, dan was hij eene korte tijd te Haarlem, gedurende het beleg. Van Oranje's wege was hij in de belegerde stad gezonden, en werd den 6 Julij 1573, weder met geweld naar 's Prinsen schepen geholpen, met zich nemende vier duiven, tot brievenpost bestemd en een brief der belegerden aan Oranje, wien zij in den uitersten nood, baden dat hij hun levensmiddelen mogt toezenden. Bernard werd met Eloy den 30sten Julij gezonden om Arnemuiden van Middelburg af te snijden, en te dien einde Rammekens te belegeren. Deze plaatsen waren allen nog in der Spanjaarden magt. Rammekens werd den 31sten Julij van drie zijden te gelijk beschoten, en aan Bernard was, met zijn vendel, bijzonder de zorg opgedragen, om de Middelburgsche bezetting tegen te staan, zoo zij iets tot ontzet van Rammekens wagen mogt. De mijn was gereed, de storm bepaald, toen de sterkte in den avond van den 3den Augustus aan de Zeeuwen werd overgegeven, waarop Eloy tot bevelhebber werd aangesteld. Terstond daarop werd Gods genade
gedankt in het veroverde kasteel. Men beschouwde deze verovering als een groote aanwinst voor het beleg van Middelburg. Oranje zelfs gebruikte de tijding dezer overwinning om den neêrgeslagen moed van Sonoy op te beuren, in dien bekenden brief van 9 Augustus 1573, waarin Oranje's grootheid zich van zulk eene roerende zijde vertoont. ‘De Zeeuwen hielden moed, en hadden het kasteel Rammekens met Gods hulpe den vijand afgenomen. Hij zelf zag daarin een bewijs van verderen zegen: niet twijfelende Godt Almachtigh hen luyden voorder gheluck ende victorie verleenen zal.’ Onder Bernard en Eloy's volk behoorden ook de dapperen, die bij een aanslag tegen Middelburg, 25 October 1573, moedig in eene verschansing pal stonden, zwerende, liever op de plaats te sterven dan ze over te geven, ofschoon ze slechts tachtig man konden uitmaken en door hunne strijdgenooten reeds waren verlaten. Zij behielden de schans, die evenwel later ontruimd werd.
Het leven van Bernard werd in de aanhoudende en dagelijksche gevechten op Walcheren doorgebragt, tot dat eindelijk in het volgende jaar, de koene Mondragan gedwongen was Middelburg aan Oranje en de Zeeuwen op te geven. Door deze overgave werd de rust van Walcheren verzekerd, en Zeeland voor een groot