gehouden, met algemeene stemmen aangesteld tot Diffinitor en Commissaris-Generaal in Duitschland en Vlaanderen. In deze bedieningen behaalde hij veel lof, zoo als ook in de groote zaken en Gezantschappen in welke hij door den Keizer, de Koning van Spanje en andere Vorsten gebruikt werd. Hij was het huis van Oostenrijk zeer toegedaan, en daar hij bijzonder gezien was hij de Grooten en Vorsten van het Duitsche Rijk, bragt hij in 1636 veel toe tot de verkiezing van den Roomsch Koning Ferdinand.
Wegens zijne verdiensten werd hij in het jaar 1638 tot Bisschop van 's Hertogenbosch benoemd, door Paus Urbanus VIII bevestigd en op den 27 October 1641 in de kerken der Minderbroeders en Recollecten ingewijd door den Aartshisschop van Mechelen, Jacob Boonen, ten overstaan van de Bisschoppen van Gent en van Antwerpen, Antonius Triest en Gaspar Nemius, suffraganen van den Bisschop dier Provincie.
Daar echter de stad 's Hertogenbosch van Heer en openbare Godsdienst veranderd was, kon hij aldaar als Bisschop geen verblijf honden, noch de inkomsten daarvan, welke door de Hollanders in de gemeene kas gebragt waren, genieten. Daarom trok hij jaarlijks een aanzienlijk pensioen uit de Abdij van Tongerloo, welke voorheen met het bisdom van 's Hertogenbosch vereenigd was. Eindelijk werd hij, ofschoon Bisschop van 's Hertogenbosch blijvende, aangesteld tot den achtsten Aartsbisschop en Hertog van Kamerijk in het jaar 1645, maar eer hij zijn intrede in die stad deed, werd hij door den Spaanschen Koning Philip IV; wiens geheime raad hij was, verkozen tot zijnen Plenipotentaris op den vredehandel te Munster, om een einde te maken aan den oorlog en de verschillen, welke tachtig jaren lang tusschen Spanje en Holland geduurd hadden. Terwijl hij tot dat groote werk zijn uiterste vermogen aanwendde, stierf hij, eer de vrede gesloten was, den 12 October 1647, en werd te Munster in de kerk der Vaderen Minderbroeders begraven. Doch zijn lijk werd in 1663 naar Antwerpen overgebragt, en aldaar begraven in het koor der Paters Minoriten.
Zijne zinspreuk was: Fortiter et mansuete (Dapper en zachtmoedig).
Zie Oudheden en Gestichten van 's Hertogenbosch, bl. 243-255; (A. van Gils.) Kath. Meyer. Memorieb., bl. 93; Algem. Konst- en Letterb. voor 1846 D. I. bl. 355.