Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Frans Jacob Alexander Berg]BERG (Frans Jacob Alexander), geboren te 's Hertogenbosch den 25 Julij 1755, een zoon van Ernst Willem Berg, Luitenant-Kolonel der Genie en Ingenieur-Directeur der Fortificatiën, en van Agatha Agnes Bagelaar, stamde af van een adellijk geslacht in Lijfland, waar het reeds ten tijde van het bestuur der grootmeesters van de Duitsche orde gevestigd en onder nummer 23 van het adelsmatrikel van het hertogdom Lijfland opgenomen | |
[pagina 361]
| |
wasGa naar voetnoot(1). Na eerst in mindere rangen gediend te hebben, werd Frans Jacob Alexander Berg op den 24sten Januarij 1790 benoemd tot Kapitein-Ingenieur effectief, en als zoodanig onder den Gouverneur Baron van Boetzelaar belast met de verdediging van de Willemstad tijdens het beleg in Maart 1793, waarbij hij zijne bijzondere bekwaamheid en veel moed aan den dag legde. Nog in het zelfde jaar vertrok hij naar het leger in Vlaanderen, om bij den Erfprins van Oranje als Adjudant dienst te doen. Reeds in Augustus sneuvelde hij in een gevecht tegen de Franschen bij Lincelles. Zijne afbeelding en silhouette vindt men achter de voorrede van het hier onder vermelde werk, Het wapen van het geslacht Berg is van goud, met eenen vleugel van sabel, verzeld en chef van twee, en pointe van eene zespuntige ster van zilver. Tot helmteeken eene vlugt a dextre van goud en a sinistre van sabel, tusschen welke twee sterren van het schild.
Zie P. van Oldenborgh, Belegering en verdediging van de Willemstad in Maart 1793, bl. 22 en volgende, uit familiepapieren aangevuld. |
|