Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 359]
| |
[Daniel Berckringer]BERCKRINGER (Daniel), een Paltzer van geboorte, doch die zich te Groningen in de Letteren had geoefend, was eerst onderwijzer der kinderen van den Koning van Bohemen. In 1640 werd hem door aanbeveling van de Koningin van Bohemen het onderwijs der Praktische Wijsbegeerte aan de Hoogeschool te Utrecht opgedragen, en in 1648 werd hij tot Hoogleeraar der Welsprekendheid aangesteld, terwijl hij dat ambt aanvaardde met eene verhandeling over den lof der Welspekendheid.Ga naar voetnoot(1) Hij overleed den 24 Julij 1667 en was gehuwd geweest met Maria van Drongen, die hem reeds op het laatst van December 1648 in de dood was voorgegaan. Hij heeft, naar het schijnt, geene kinderen maar wel onderscheidene werken nagelaten, zoo als: Institutiones Oeconomicae didactico-problematicae, Traj. 1642. Oratio in obitum Jacobi Ravensbergii, 1650. Oratio in obitum Aemilii, 1660. Exercitationes Ethicae, Oeconomicae, Politicae, Traj. 1662. Dissertatio de Cometis, utrum sint signa, an causae, an utrumque, an neutrum, Traj. 1665. Dissertatio de Quaternario Pythagorico, 1667. Ook schreef hij: Examen elementorum Philosophicorum de bono cive contra Hobbesium, hetwelk echter niet schijnt te zijn uitgegeven. Hij moet mede de Latijnsche lier gehanteerd hebben.
Zie Burman, Traj. erud., pag. 24 et 25. |
|