bij den onderwijzer Kok op school deed. Reeds in 1785 trad hij als adelborst in zeedienst, waarin hij tot den rang van eersten Luitenant opklom; hij werd in 1794 gevangen genomen en naar Engeland gevoerd, waar hij tot 1796 verbleef; uitgewisseld ging hij in 1797 als Stuurman op een Amerikaansch schip, the Greyhound, waarvan hij Kapitein werd, en waarmede hij eenige togten deed. In 1799 trad hij in dienst van den Erfprins van Oranje, diende als eerste Officier in Engeland, kwam na den vrede van Amiens weder in Holland, voer als Kapitein bij de voormalige Oost-Indische Compagnie, en bragt gelukkig eene rijke lading naar Canton. Hij kwam in 1808 naar Gothenburg, en huwde in 1809 te Osnabrug met eene dochter van den Hoogleeraar Herman Tollius. Na de omwenteling van 1813 keerde hij naar het Vaderland terug, werd Kapitein en Onderdirecteur aan het Nieuwe Diep, doch moest om ongesteldheid zijn ontslag verzoeken, en ging toen te Hattem wonen, waar hij eerst eenige proeven van den verbeterden landbouw nam, en daarna met Jacobus van Wijk Roelandszoon in onderscheidene maandwerken stukken ter verdediging der Nederlandsche ontdekkingen schreef; terwijl hij tevens met dezen, in 1825, bij het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen den gouden medaille behaalde voor het schrijven eener Verhandeling over de Nederlandsche ontdekkingen in Amerika, Australië, de Indiën en de Poollanden, en de namen welke weleer aan dezelve door Nederlanders zijn gegeven, en eenige oude reizen van de Nederlanders in het licht zond, onder den titel:
Nederlandsche Zeereizen in het laatst der zestiende, zeventiende, en het begin der achttiende eeuw, naar de oorspronkelijke journalen of gelijktijdige berigten, op nieuw uitgegeven en met eenige aanteekeningen en de noodige ophelderingen vermeerderd, Amst. 1828-1832, 5 dn.
Met een hart, gloeijende voor de eer van zijn vaderland, kon hij niet dulden, dat die eer werd aangerand, of hij was gereed haar te verdedigen, daaraan hebben wij te danken het, met zijnen even gemelden vriend van Wijk, gezamenlijk uitgegeven stukje:
De eer van den Nederlandschen reiziger J. Roggeveen gehandhaafd tegen het Examen critique van C.P. Claret Fleurieu, Amst. 1829.
Vervolgens ging hij te Noordwijk en daarna op een landgoed te Ede, in Gelderland, wonen, waar hij in Februarij 1829 overleed. Hij was een ervaren zeeman, niet alleen in het werkdadige, maar ook in alles wat tot den scheepshouw bij onderscheidene natiën, en de geschiedenis der zeevaart betreft, waarin hij boven velen van zijne tijd uitmuntte, terwijl hij, als een braaf en regtschapen man en vader algemeen geacht werd.
Zie Algem. Konst- en Letterb., 1825 D. II. bl. 71 en 104, 1829 D. I. bl. 113 en 114; van Wijk, Algem. Wetens. Woordenb.; (de Jong,) Supplem. op de Alphab. Naaml. van Boeken.