verstoken ziende van de hulpmiddelen, die hij zich van dezen beloofd had, ging hij weder naar Leeuwarden. Na hier onderscheidene lotgevallen gehad te hebben, besloot hij zich tot den Geestelijken stand te begeven, en, tot Priester geordend zijnde, werd hij achtereenvolgende Vicaris en naderhand Pastoor in onderscheidene dorpen in Friesland; de uitmuntende predikgaven, welke hij bezat, bezorgden hem een beroep te Sneek, en vervolgens te Leeuwarden. Cunerus Petri, eerste Bisschop dier stad, getroffen door zijne bekwaamheid, stelde hem in 1570 tot Aartsdiaken van de Cathedrale kerk aan. Ten einde dezen post met te meer luister te bekleeden, begaf hij zich naar Leuven, om aldaar met de waardigheid van Licentiaat in het kerkelijk regt bekleed te worden. Te Leeuwarden teruggekeerd, moest hij tot zijn leedwezen vernemen, dat de Hervormden de overhand hadden gekregen, en hij zag zich door diegene gebannen, tegen wien hij met zooveel ijver in zijne predicatiën had uitgevaren, en die hij als ketters vervolgd had. Hij moest dus de wijk nemen, en begaf zich naar Keulen, vervolgens naar Pratingen, een klein stadje in het hertogdom Bergh, waar hij Pastoor werd. Na drie jaren verblijf aldaar, vertrok hij naar Dusseldorp, waar hij een kanunnikaat bekwam, doch van welke waardigheid hij weinig genot had, doordien hij den 14den Januarij 1586 overleed.
Ofschoon Benedixius vele jaren onderwijs in de fraaije letteren had gegeven, was hij echter onbeschaafd in zijne uitdrukkingen, hetwelk deels moet toegeschreven worden aan zijne verkleefdheid aan de wijsbegeerte van dien tijd en deels aan de leerwijze van Raymond Lullius, dien hij ijverig volgde. Noch de vriendelijke vermaningen van Dominicus Broersma, Secretaris van Sneek, en van den geschiedschrijver Suffridus Petri, noch de raadgevingen van Doctor Stephanus Sylvius, die Pastoor van St. Steven te Groningen was, en hem voor een Lullist en Barbaar uitmaakte, waren in staat om hem van dit tweeledig gebrek te genezen.
Benedixius heeft de volgende werken nagelaten, doch men twijfelt of zij wel gedrukt zijn:
Sermones de vitanda peccati occasione.
Dissertatio de Humilitate, de Ira, de Invidia et Continentia.
Contra luxum et crapulam.
De pura castitate.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 165; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn) Kerkel. Hist. en Outh., D. V. St. V. bl. 75, 39 en 90, F. Sjoerds, Beschr. van Friesl., D. I. bl. 702 en 703; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II. bl. 263-265.