ongekleurde, zijn in menigte onder de liefhebbers verspreid, en zouden welligt meer in achting zijn, indien zij minder in getal waren. Henricus Spilman, Paul van Liender en anderen hebben onderscheidene gezigten, door Jan de Beijer geteekend, in het koper gebragt. Naar zijne fraaije en naauwkeurige teekeningen vindt men mede onderscheidene platen in de Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van alle Volken.
Hij rigtte te Amsterdam een teekengezelschap op, dat eerst op zijne kamer en vervolgens, uitgebreider wordende, in het logement de Zon werd gehouden.
De Beijer was een man van een opgeruimd en vrolijk karakter, die echter zeer ingelogen leefde. Na vele jaren de kunst te Amsterdam beoefend en daarmede eenig vermogen overgewonnen te hebben, trok hij, ten einde gedurende zijne overige levensdagen de vruchten zijner vlijt stil en gerust te genieten, naar een klein plaatsje nabij Kleef, alwaar hij, na een verblijf van eenige jaren, in hoogen ouderdom overleed.
Zie van Gool, Nieuwe Schoub. der Schild., D. II. bl. 199; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. III. bl. 53 en 54; van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Schilderk., D. II. bl. 37-39; Immerzeel, Levens en Werken der Nederl. Kunsts., D. I. bl. 52.