Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
waarin het oude maaksel der schepen en de kleeding aanduidt, dat hij in het midden der zeventiende eeuw werkte; ook vindt men vermeld dat hij in 1687 overleden is. Zijne zeestukken zijn doorgaans voorstellingen van woelend water en de zeehavens vol drukte en gewoel, door snelle kantige lichten gedaagd. Men heeft ook van hem onderscheidene binnen- en buitengezigten van steden, waaronder zeer natuurlijke wintergezigten. Zijne teekeningen hebben veel van den smaak van die van Simon de Vlieger, en zijn als met eene tamelijk fijne schrijfpen hoekig geschetst, dun, doorgaans met bruin zwartachtigen inkt, opgewasschen. In 's Rijks Museum te Amsterdam zijn van hem: De beroemde zeeslag tusschen de Hollandsche en Engelsche vloten op den 12 Junij 1666, zijnde de eerstgemelde gecommandeerd door den Luitenant-Admiraal, Hertog, Ridder Michiel Adriaansz. de Ruyter, en de laatstgemelde door den Engelschen Admiraal Monck, Hertog van Albemarle. Deze slag, welke vier dagen geduurd heeft, wordt hier vertoond op den tweeden dag, en op het oogenblik, dat van het Hollandsche Admiraalschip de groote steng wordt nedergeschoten. Een wintergezigt aan den IJkant te Amsterdam, verbeeldende de oude Schippersbeurs en Nieuwenbrug, met vele figuren. Gezigt van de Ruïne van het oude Stadhuis te Amsterdam, na het afbranden, op den 7den Julij 1652.
Zie van Eynden en van der Willigen, Geschied. der Vaderl. Sohilderk, D. I. bl. 141 en 142; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts., die beide hem A. van Beerestraten noemen; Aanw. der schilder. op 's Rijks Museum te Amsterdam. |
|