[Frans Beeldemaker]
BEELDEMAKER (Frans), een zoon van den voorgaande, werd geboren te 's Gravenhage in het jaar 1669, en leerde de beginselen der schilderkunst hij zijnen vader, maar tot rijpere jaren gekomen zijnde, kwam zijn lust niet overeen met die van zijnen vader, want zijne neiging helde over tot verhevener onderwerpen; om dus aan zijne neiging te voldoen, werd hij besteld bij den beroemden historieschilder Willem Doudyns, bij wien hij zich met vlijt in de kunst oefende, tot dat hij zich bekwaam oordeelde en lust gevoelde om een reis naar Rome te doen; hier eenige tijd geweest zijnde; geraakte hij weldra in kennis met de Bembroeders, die hem om zijn norsch en grijnzend humeur, den toenaam van Aap gaven. Hij bleef niet lang te Rome, maar kwam spoedig naar Holland terug en zette zich met der woon in zijne geboorteplaats neder, daar hij in den beginne veel te doen had, met het schilderen van zolder-, deur- en schoorsteenstukken, inzonderheid gedurende de tijd, dat Mattheus Terwesten naar Rome was, doordien men daar destijds weinig keur had, vermits de oude Meesters meest overleden waren; maar toen Terwesten van zijne driejarige reis was teruggekomen, had Beeldemaker weinig meer te doen, alzoo deze hem verreweg in bekwaamheid overtrof. Beeldemaker was ook lid der Haagsche broederschap, maar hij gedroeg zich zoo norsch en grillig ten aanzien van zijne medebroeders, dat men ras begreep, dat hij te regt in Rome met den bentnaam van Aap gedoopt was. In 1717 ging bij buiten Rotterdam