Leiden in de school van Wyttenbach, en voor de Godgeleerdheid in die van van Voorst, bleef hij zijn geheele leven door beide die wetenschappen zusterlijk met elkander vereenigd beoefenen; de eene uit liefhebberij als bijwerk, ter verpoozing van ernstiger bezigheden, de andere uit pligtgevoel als hoofdwerk, om aan den eisch zijner beroepsbediening te voldoen. Eerst in 1809 tot Predikant bij de Hervormden te Bleskensgraaf beroepen, kwam hij vervolgens in 1810 te Groot-Ammers, in 1820 te Ritthem, in 1824 in de Oudenbosch en in 1826 in de Klundert, waar hij den 29 October 1836 overleed.
Terwijl hij te Ritthem in de nabijheid van Middelburg stond, werd hij tot Lid van het aldaar gevestigde Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen benoemd, en vervulde hij daarbij herhaalde spreekbeurten met eene beschouwing der redekunstige schoonheden van Homerus dichtstijl, welke hij naderhand op nieuw omgewerkt en vermeerderd, met eene opdragt aan het Zeeuwsch Genootschap, in het licht gaf onder den titel van:
De Ilias van Homerus, tot model voor den Redenaar, in vier redevoeringen; door A.T.B. Leiden, 1828. gr. 8o.
Ter bevordering, onder zijne mede-Christenen, van leerzaam en stichtelijk onderwijs, had hij twee jaren vroeger uitgegeven een:
Handboek, of Christelijk weekblad, tot voorbereiding, om over Feest en Lijdensstoffen met vrucht te hooren prediken. Breda, 1826. gr. 8o.
Eenige jaren later liet hij, met het zelfde oogmerk, daarop volgen:
De brief van den Apostel Paulus aan de Romeinen, bij wijze van verklarende omschrijving bewerkt, tot huisgodsdienstoefening. Dordrecht 1831. gr. 8o.
Alle welke geschriften van 's mans grondige kennis, onvermoeide vlijt en lofwaardige gezindheid ruimschoots getuigenis dragen.
Ook ziet nog van hem het licht:
Afscheidsrede gehouden te Groot-Ammers, Middelb. 8o.
Als Predikant nam hij de Evangeliebediening met getrouwheid en ijver waar. Regtschapenheid en opregtheid versierde hem als mensch. Nimmer, of uiterst zelden, zag men hem in drift; goedhartigheid, verlangen tot mededeeling van het geen hij wist, maar meer nog zucht om van anderen te leeren, ijver voor de vervulling zijner ambtsbezigheden en toeneming in kennis, eene loffelijke begeerte om zelf de onderwijzer zijner kinderen te zijn, waartoe hij dan ook een groot gedeelte van den dag afzonderde, kenmerkten dezen waardigen man.
Bij zijne echtgenoote Adriana Cornelia van Duuren, had hij elf kinderen verwekt, van welke hem 8 overleefden; onder deze heeft zijn zoon Nicolaas Godfried Beausar, geboren den 23sten April 1817, thans 2e Luitenant bij het tweede Regement Infanterie, zich gunstig doen kennen door het schrijven van:
Theorie der Rekenkunde voor Onderwijzers en eenigzins geoefende leerlingen, Amst. 1844-1850. 3 stukjes. kl. 8o.