[Jan van Batenburg]
BATENBURG (Jan van), door bastaardij uit het edele huis van dien naam gesproten, was eerst Burgemeester van Steenwijk, doch gaf zich omstreeks het jaar 1536 voor een hersteller van het Rijk van Jan van Leiden uit, en verwekte met zijnen aanhang, naar hem Batenburgers of ook wel de Zwaardgeesten geheeten, veel onrust.
Zie van Mieris, Hist. der Nederl. Vorsten, D. II. bl. 451; Blaupot Ten Cate, Geschied. der Doopsg. in Friesl. bl. 32 en 62; Dezelfde, Geschied. der Doopsgez. in Gron., Overijss. en Oost-Friesl. D. I. bl. 45.