[Wilhelmus Bassery]
BASSERY (Wilhelmus), geboren te Brussel in het jaar 1642, was een zoon van Joost Bassery, koopman aldaar, en van Catharina Donkerewolk. Ter studie naar Leuven gezonden, legde hij zich daar met zoo veel vlijt op de Wijsbegeerte toe, dat hij in het jaar 1662 bij de algemeene promotie de vijfde plaats in den eersten rang had. Vervolgens beoefende hij met niet minder vrucht de Regtsgeleerdheid, waarin hij weldra den graad van Licentiaat bekwam, terwijl hij naderhand te Leuven het hoogleeraarambt in de Kerkelijke regten bekleedde. Voorts werd hij Kanonnik van de Collegiale kerk van St. Pieter te Anderlecht, bij Brussel, daarna in de St. Pieters-kerk te Leuven, ook was hij aldaar Rector der Universiteit en onderscheidene jaren President van het Collegie van St. Donatiaan, waarna hij in 1681 door Paus Innocentius IX tot Generalen Apostolischen Vikaris van 's Hertogenbosch werd aangesteld, welk vikariaat hij negen jaren lang loffelijk bestierd heeft, niet alleen de dorpen en vlekken bezoekende, maar ook (met oogluiking van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden) de stad 's Hertogenbosch zelve. Daarna werd hij in het jaar 1690 door Karel II, Koning van Spanje, tot Bisschop van Brugge aangesteld, in welke bediening hij den 18 Junij 1706 plotseling overleden is, terwijl hij in de kerk der Paters Augustijnen te Brugge tegenwoordig was bij de uitvaart van de Gouverneur der stad, George d'Ostiche, wiens lijk met statie in die kerk begraven werd.
Zijn wapen bestond in een veld van goud met een keper en drie hondenkoppen, alles van sabel.
Zie Oudheden en Gestichten van 's Hertogenbosch; (A. van Gils) Katholijk Meyerysch Memorieboek, bl. 103.