Scholia in Menandri Carmina sive dicta.
Argumenta et Commentarius in P. Terentii Comoedias. Francof. 1537 et Paris 1552, fol.
De Christiani hominis institutione Aphorismi. Lugd. 1539, 8o.
Institutio Artis Oratoriae.
Chronicon Ducum Brabantiae. Antv. 1551, 1603.
De Comitibus Hollandiae. Leidae 1584. Francof. 1585, fol.
De Episcopis Ultrajectinis. Leidae 1584, fol.
Bovendien heeft hij zamengesteld een Epitome Chiliadum Adagiorum Desiderii Erasmi. Colon. 1524, 8o., hetwelk door den grooten Erasmus zelven geprezen en goedgekeurd werd.
Nog werden hem toegeschreven:
Papiensis Obsidionis et eorum, quae in eo acciderunt, Historica Narratio.
Hollandiae et Zelandiae descriptio. Leid. 1611, 4o., hetwelk door Petrus Scriverius in zijn Batavia Illustrata is opgenomen.
Zijne geschiedkundige werken zijn door Bernardus Gualterus gezamenlijk uitgegeven te Keulen in 1603, 8o.
Erasmus noemt hem: een man van een beschaafd verstand, en eene aangename welsprekendheid, die het Latijn vaardig en zuiver sprak, en een ongeveinsd en opregt vriend was.
Zie Boxhorn, Chronijcke van Zeelandt, Deel I, bl. 458 en 459; de la Rue, Geletterd Zeeland, bl. 441-443; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb., B., bl. 5 en 6; Luiscius, Algem. Hist. Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb., D. V, bl. 11; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II, bl. 8 en 9; Biograph. Nationale, Tom. I, p. 41; Biograph. Universelle, Tom. II, p. 1.