alles beroosd en gevangen genomen. Ten laatste bekwam hij wel weder zijne vrijheid, doch dat ongeval nam hij zoo ter harte, dat hij er de tering van zette, en daaraan in 1603 overleed.
Zie van Mander, Leven der Schilders, D. II, bl. 204; Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II, bl. 21; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts., bl. 20.