Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Abraham de Back]BACK (Abraham de) ook wel de Bak, was in het begin der achttiende eeuw Geneesheer te Dordrecht, en als zoodanig zoo vermaard, dat hij in 1713 in aanmerking kwam om tot Hoogleeraar in de Geneeskunde aan de Hoogeschool te Harderwijk te worden beroepen. Hij schreef een Brief wegens de ware Geneeskunde, verheerlijkt door A. van Limburg, 1715; wordt geprezen als een man van smaak en liefhebber der fraaije letteren, en, ofschoon er geen afzonderlijke dichtbundel van hem het licht ziet, ‘voelde hij wel den verheven aanleg, de stoute drift, die voor den Dichter, in eenen heiligen gloed ontstoken, als 't ware de gansche schepping ontsluit’Ga naar voetnoot(2), zoo als te zien is uit zijne hier en daar verspreide losse dichtstukjes, die wezenlijke verdiensten hebben.
Zie Witsen Geysbeek, Woordenb. der Nederd. Dicht., D. I, bl. 183; Schotel, Kerk. Dord., Dl. II, bl. 190 en 195; Bouman, Geschiedenis der. Geld. Hooges., Dl. II, bl. 63. |
|