Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Wijbrand van Aylva]AYLVA (Wijbrand van), zoon van Rienck van Aylva en Hil of Hylck Roorda, werd tijdens de Spaansche onlusten verdacht gehouden dat hij den Koning niet getrouw was, en zulks te meer omdat zijne zuster gehuwd was met Jan Bonga, openlijk bekend als een hoofd der vrijheidlievende Friezen; ook bleek het welhaast dat dit vermoeden gegrond was, want toen Sneek zich in 1572 aan 's Prinsen zijde voegde, ontdekte hij, die mede een onderteekenaar van het Verbond der Edelen was, ook zijne gezindheid, en verklaarde zich onbeschroomd een voorstander der vrijheid en een tegenstander van Spanje. Hij werd toen tot Olderman van Sneek benoemd. | |
[pagina 459]
| |
In 1587 werd hij door de misnoegden in Friesland, aan wier hoofd zich Hessel van Aysma bevond, met Dominicus Richaeus van Postella, naar Engeland gezonden, om, namens de gemeene volmagten van Oostergoo en hunne bondgenooten van Westergoo, Zevenwolden en de steden, der Koningin van Engeland, de hooge overheid van Friesland aan te bieden. In een gedicht van Gellius SnecanusGa naar voetnoot(1) leest men: Hie pietatis amans Wibrandus ab Aluva: qui tum.
Exilio et vinclis tristia quaeque tulit.
Sed ne eede malis, in Christo fortior ito:
Hunc si respicias, mitius ista feres.
dat is: Een vriend van Godsvrucht was van Aylva, die weleer
Als balling rondzwierf of in kluisters werd geslagen.
Bezwijk niet onder 't leed, maar sterk u in den Heer,
Want wie op Christus ziet, zal 't kruis te ligter dragen.
waaruit men zou moeten opmaken, dat hij om de zaak der vrijheid het leed van kerker en ban zou hebben ondervonden, doch bij de geschiedschrijvers is daarvan geen melding gemaakt. Zie Hooft, Verv. der Nederl. Hist., bl. 237 en 238; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. VIII. bl. 212 en 213; Te Water, Verb. der Edelen, St. II. bl. 169-171; Kok, Vaderl. Woordenb., D. II. bl. 403 en 404; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl. |
|