In den veldslag, die den 11 Augustus 1674 bij Senef geleverd werd, voerde Aylva de infanterie van den regtervleugel aan, en het was zijne uitstekende dapperheid, die, zijnen reeds verkregen roem loffelijk handhavende, een gedeelte der infanterie redde; zwaar gewond zijnde, kon hij echter het voortdringen des vijands niet verhinderen.
In 1689 hielp hij, aan het hoofd eener afdeeling van het Nederlandsche leger, Keizerswaard en Bonn op de Franschen veroveren. Een aanval, door den Franschen Maarschalk d'Humières, den 27 Augustus 1689, op het stadje Walcourt gedaan, had een gevecht ten gevolge, waarin Aylva aan het hoofd der Nederlandsche troepen zoo dapper streed, dat de Franschen overhoop geworpen, met een verlies van 400 dooden en 300 gekwetsten, de nederlaag leden.
Aylva's laatste wapenfeit was zijn dapper gedrag in den slag bij Fleurus, die den 1 Julij 1690 geleverd werd. Ook hier deed hij zijne kloekmoedigheid en gewone voorzorgen blijken. Hij bevond zich bij het groote quarré der infanterie, hetwelk, ofschoon door eene groote meerderheid aangevallen, manmoedig stand hield, zoodat de vijand ontmoedigd door de vele vruchtelooze pogingen om in te dringen, eindelijk afhield, en voor zijne oogen negen regimenten, met den Graaf van Waldeck, Aylva en den Luitenant-Generaal van Weybnum aan het hoofd, over de hoogte van Mellé, rustig naar de zijde van Nivelles moest zien aftrekken.
In het jaar 1691 voerde Aylva het bevel over de krijgsmagt der Vereenigde Nederlanden in Braband, en hield zijn kwartier te Leuven Ter jagt gereden zijnde, steigerde zijn paard en smeet zijnen berijder ter aarde; hij bezeerde zich aan het hoofd, hetwelk in het eerst van weinig belang werd geacht, maar hem vervolgens eene koorts veroorzaakte, met zoodanige toevallen, dat hij eenige dagen daarna overleed. Zijn lijk werd gebalsemd naar Friesland vervoerd, en overgebragt in het familiegraf zijner ouders te Holwerd.
Zijne heeldtenis treft men aan vóór Sylvius Saken van Staet en Oorlogh, welk werk ook aan hem is opgedragen, en in de Friesche Volks-Almanak voor het jaar 1841, bl. 62.
Zie voorts G. Brandt, Leven van de Ruiter, bl. 556, 573, 585, 594 en 599; Valkenier, 't Verwerd Europa, D. I. bl. 598 en 793; Halma, Tooneel der Vereen. Nederl., op Ailva; Kok, Vaderl. Woordenb., D. II. bl. 400 en 401, Chalmot, Biogr. Woordenb.; Tegenw. Staat van Friesl., D. III. bl. 597; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. II. bl. 120, Aant. 355 en 356; Bosscha, Heldendaden te Land, D. II. bl. 58, 62 en volg.; en vooral van Leeuwen, de Generaal H.W. Bn. van Aylva en zijn geslacht, in de Vrije Fries, D. V. St. IV. bl. 361.