Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Epo van Aylva]AYLVA (Epo van), zoon van Epo van Aylva van Witmarsum en van Ebel Juwsma, en door de Friesche Geschiedschrijvers de Groene genoemd, was in 1489 Grietman van Wonseradeel en woonde te Witmarsum, waar zijn huis in 1496 door de Groningers vernield werd en naderhand in 1515 weder door de Gelderschen in brand gestoken, uit weerwraak omdat de Saksischen het huis van Folkert van Aylva te Wirdum verbrand hadden. Toen George van Saksen in 1504 de onroerende goederen der Heerschappen in Friesland leenroerig wilde maken, werd hij tot een der Afgezanten benoemd, die belast waren, om den Hertog het onbillijke hiervan onder het oog te brengen, en hem te smeeken, dit besluit in te trekken; hetwelk hun, vooral door de stoutmoedige taal van Edo van Jongema, gelukte. In 1514 met Jancke van Oenema van Blija tot Hopman verkozen over de vijfhonderd krijgsknechten, door de Friesche Heerschappen, op eigene kosten ten dienste van den Hertog van Saksen uitgerust, trok hij daarmede, den 21 Junij naar Aduard in Groningerland, tegen den Graaf van Emden. Den 14 Julij waagden zij eenen storm op den molen voor de Ebbingepoort te Groningen, doch werden door de Gelderschen met groot verlies teruggeslagen. In het volgende jaar deed hij den eed van huldiging aan Keizer Karel V en bevond zich, na het innemen van Harlingen, met Douwe van Burmania, Grietman van Ferwerderadeel, te Bolsward, om de omliggende plaatsen voor hem den eed af te nemen. Hij werd beschuldigd van Juw van Jongema, nadat hij in 1496, bij het bestormen van Bolsward, was gevangen genomen met de woorden: ‘staan wij hier niet als of wij kinderen waren’, den eersten steek met eene ponjaard of priem te hebben toegebragt, waarna Juw terstond door zijnen neef Goslick werd afgemaakt. | |
[pagina 445]
| |
Ook schrijven sommigen hem den moord toe aan Pieter Sijbrants Auckama, Olderman te Leeuwarden, begaan, toen die stad in 1488 door de Schieringers werd ingenomenGa naar voetnoot(1), doch anderen leggen dien doodslag den loslevende bloedverwanten van dien Olderman ten laste. Zie Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml. van Grietmannen, bl. 254 en 255. |
|