[Sanchio d' Avila]
AVILA (Sanchio d'), een Spanjaard, die door den Hertog van Alva van der jeugd af aan tot den oorlog was opgevoed, hem op alle zijne togten vergezelde en alzoo ook in de Nederlanden kwam. Hij bekleedde den rang van Kapitein zijner lijfwacht, en het was in die betrekking dat hij den 9 September 1567 den Graaf van Egmond te Brussel gevangen nam. Toen Alva in het volgende jaar ten uiterste verbaasd was over den togt van Prins Willem over de Maas, bragt d'Avila in allerijl eene bende bijeen, waarmede hij den Graaf van Hoogstraten noodzaakte over die rivier terug te trekken, dien hij bovendien in een gevecht versloeg, waarin, volgens sommigen, die verdediger onzer vrijheid sneuvelde, terwijl d'Avila tevens de Heeren van Duyn en Villers gevangen nam. Doch bij de overwinning die de Prins van Oranje, bij zijnen terugtogt uit Braband, omtrent Quesnoy op eenige Spanjaarden behaalde, werd d'Avila, die te vergeefs zijn volk zocht bijeen te houden, op zijne beurt gekwetst.
In 1574 werd hij tot ontzet van Middelburg afgezonden, met 5 oorlog- en onderscheiden heude schepen; daar hij echter de haven bezet zag, nam hij den weg naar Schouwen, en van daar naar het fort den Haak, deed 500 Spanjaarden en even zoo vele Walen, in het holle van den nacht, aan de Vrouwenpolder, landen. Terstond begaven zij zich naar Middelburg, hetgeen zij, met weinig moeite, ontzetten, daar de belegeraars verrast werden, en tusschen twee vuren geplaatst. Velen kwamen jammerlijk om, anderen vlugtten naar Arnemuiden, maar werden daar vervolgd, en dat plaatsje, waar die van Vere reeds eenige bezetting in gelegd hadden, den 8 Mei ingenomen.
Intusschen was een gedeelte der schepen van d'Avila naar den kant van Zierikzee gezeild, en, voor de haven dier stad, door het beleid van den Burgemeester Keersemaker, vernield. Het andere deel was aan den Vrouwenpolder blijven liggen.
D'Avila, moedig op den zegepraal, die hij op Treslong en zijn volk bevochten had, besloot eene kans te wagen op Vere. Dit ondernam bij den 9 of 10 Mei. Hij naderde de stad aan de noordzijde, langs den dijk van den Vrouwenpolder, waar een deel zijner schepen nog ten anker lag. Men had in de stad, zoo veel de tijd toeliet, aan die zijde eene verschansing gemaakt van haring en vischtonnen, welke niet bestand tegen zulk eenen woesten aanval, spoedig bezweek. Hier viel een scherpe strijd voor, het gevecht van Tonnenburg genaamd. De Ryk, om eenige afwending te maken, zond eenige sloepen naar de Spaansche schepen, en stak ze in brand. Intusschen was de vijand de stad ingedrongen, alles vermoordende wat hem ontmoette, maar, ziende den rook van zijne schepen opgaan, staakte hij zijne onderneming en vlugtte naar Middelburg. De Rijk vervolgde toen de vlugtenden en rigtte er eene deerlijke slachting onder, zoodat er tusschen de 600 à 700 omkwamen.