Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Fransche Hugenooten, die naar ons vaderland waren uitgeweken. Zijn grootvader van vaders zijde, Antoine d'Arnaud, was Advokaat bij het geregtshof te Puy-Laurens, en zijn grootvader van moeders zijde Philippe Coupé was Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te St. Hilaire. Honoré d'Arnand, de vader van George werd in 1708 tot Fransch Predikant te Franeker beroepen en bereikte eenen hoogen ouderdom: hij leefde nog in 1763. George sprak en schreef reeds in zijn vierde jaar Nederduitsch en Fransch, en las nog geene twaalf jaren oud zijnde reeds Homerus, Virgilius, Sallustius, Thucydides, Pindarus en Horatius, maakte zelfs Latijnsche en Grieksche verzen, waarin men sierlijkheid en welluidendheid opmerkte. Nadat hij de lagere scholen met bijzondere vlugheid doorloopen had, kwam hij aan de Hoogeschool te Franeker, waar hij onder Tiberius Hemsterhuis en Petrus Wesseling snelle vorderingen in de fraaije letteren maakte. Door den eerstgenoemden aangemoedigd, zond hij in 1728 in het licht: Specimen Animadversionum criticarum ad aliquot Scriptores Graecos etc. Harl. 1728. 8o, waarin hij Anacreon, Callimachus, Eschylus, Herodotus, Xenophon en den spraakkunstenaar Héphestion behandelde. Twee jaren later kwam er een nieuw critisch werk van hem uit: Lectionum Graecarum lib. II in quibus Graecorum scripta passim illustrantur et castigantur, imprimis Hesychii, Arati, Theonis, Appiani et Apollonii Rhodi, Hagae Comit. 1730. 8o. In 1732 gaf hij eene geleerde verhandeling, getiteld: De Diis παϱέδϱοις, sive adsessoribus et conjunctis commentarius Hagae Com. 8o. Omstreeks dien tijd deed hij een reisje naar Leyden, len einde in de rijke bibliotheek der hoogeschool aldaar de bouwstoffen op te zamelen voor eene uitgave van Sophocles, welke hij wilde bewerken, doch niet ten einde bragt. Te Franeker teruggekeerd, legde d'Arnaud zich op raad van Hemsterhuis op de regtsgeleerdheid toe; hij zou de godgeleerdheid de voorkeur hebben gegeven, indien zijne zwakke borst hem niet belet had den kansel te betreden. Hij oefende zich diensvolgens onder Abraham Wieling in de regten en verdedigde onder dezen den 9 October 1734 eene verhandeling Over het regt der slaven bij de RomeinenGa naar voetnoot(1), waarop hij tot Doctor in de beide regten bevorderd werd. Doch in het verdedigen van die verhandeling had de jonge Candidaat zoo veel bekwaamheid en geleerdheid aan den dag gelegd, dat de Staten van Friesland hem in Junij des volgenden jaars tot Lector in de regtsgeleerdheid aan hunne Hoogeschool aanstelden. In zijne twee boeken van onderscheidene gissingenGa naar voetnoot(2), welke in 1738 te Franeker werden uitgegeven | |
[pagina 378]
| |
behandelt bij onderscheidene geschilpunten uit het burgerlijke regt, en verklaart of verbetert een groot aantal plaatsen uit regtsgeleerde of letterkundige werken, zoodat men dit werk met meer regt onder de letterkundige dan onder de regtsgeleerde kan rangschikken. Dit boek werd in 1744 te Leeuwarden in 4o herdrukt, bij welke tweede uitgave men voegde: de jure Servorum en eene andere verhandeling, welke den 17 Junij 1739 onder hem verdedigd was: de iis qui pretii participandi causa semet venundari patiuntur. In dit zelfde jaar volgde hij zijnen leermeester Wieling, die naar Utrecht beroepen was, als gewoon Hoogleeraar op; maar hij overleed vóór hij nog den leerstoel beklommen had den 1 Junij 1740, nog geen negen en twintig jaren bereikt hebbende. In Deel IV, V en VI der Miscellaneae observationes criticae, welke destijds te Amsterdam het licht zagen, treft men eenige stukken van zijne hand met de letters G.D.A. aan. Hij had ook in handschrift eene verhandeling over de Scevola'sGa naar voetnoot(3) nagelaten, welke in 1767 door Johannes Henricus Arntzenius te Utrecht in 8o is uitgegeven. Ook weet men, dat hij nog het voornemen had, eene nieuwe uitgave van de Grieksche uitlegging van Theophilus uit te geven. Zie Vriemoet, Athen. Fris., pag. 832-834; Saxe, Onomast Lit. Pars VI. p. 430 en 431; Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Letteren en Wetens. D. III. bl. 256; Biogr. Nationale; W. Eekhoff, Jeugdige Geleerde Friezen, in den Friesche Volks-Almanak voor het jaar 1841 bl. 159. Algem. Woordenb. der Zamenl.; Biogr. Universelle. |
|