[Cornelis van Arckel]
ARCKEL (Cornelis van), geboren te Amsterdam den 3 October 1670, kwam in zijne vroegste jeugd, met zijne ouders te Rotterdam wonen, waar hij onder de leiding van Joannes Sylvius, destijds Rector der Erasmiaansche scholen, de gronden der kennis van talen en wetenschappen legde. Van daar vertrok hij naar Amsterdam, om zich, aan de kweekschool der Remonstranten aldaar, eerst onder Jean le Clerc en daarna onder Filip van Limburg in de wijsbegeerte, talen en godgeleerdheid te oefenen. Den loop zijner studiën gelukkig volbragt hebbende werd hij in 1696 Predikant bij de Remonstranten te Brielle, van waar hij in 1700 naar Delft werd beroepen. Naar Rotterdam vertrokken in 1703, overleed hij aldaar den 29 September 1724, en liet een zoon na ter onderscheiding van zijnen vader Cornelis van Arckel Cornz. genoemd, die in 1742 Predikant der Remonstranten te Waddinxveen werd, van daar in 1747 naar Rotterdam ging en na den 11 September 1769 van de dienst ontslagen te zijn den 28 Februarij 1783 overleed.
Den vader gaat na dat hij een welsprekend en bekwaam Prediker een minnaar van de letteren en gedenkteekenen der ouden was ook tokkelde hij vrij gelukkig de Nederduitsche lier. Uit dien hoofde hield hij gemeenschap met de voornaamste dichters van zijne tijd; Francius, Broekhuizen, Vollenhove, Moonen, de Brandten, Hoogstraten, Vlaming, de Haas enz. Bij wie hij tevens, even als bij allen, die hem kende, ook omzijne aanminnige zeden en aangenamen omgang, zeer in achting stond.
Hij heeft uitgegeven:
Hadriani Junii, Hornani, medici, Animadversa, ejusdemque de coma commentarius, ab auctore innumeris in locis emendata et insignibus supplementis locupletata. Accedit appendix Hadriani Junii ad animadversa sua, nunc primum ex clariss. viri autographo in lucem edita. Ex bibliotheca Corn. van Arckel, Rotterd. 1701 et Rotterd. 1708, 8o.
Ook heeft hij eenen fraaijen druk bezorgd van Marcelli Palingenii stellati zodiacus vitae; hoc est de hominis vitâ, studio, ac moribus optime instituendis, Rotterd. 1722 8o, welke voor de beste ultgaaf van dat werk gehouden wordt.
Eindelijk, gaf hij nog in het laatste jaar zijns levens uit:
P. de Groot, Dichtkundige uitbreiding der Psalmen. Rotterd. 1724 4o, en
J. van Geel Gedichten. Rotterd. 1724, 4o.
Bovendien had hij eenen Commentarius vervaardigd op Flavius Cresconius Corripus, een Afrikaansch dichter en grammaticus, welke echter niet in druk is uitgegeven.