[Petrus Appeldoorn]
APPELDOORN (Petrus) kwam in het jaar 1650 van de klassis van Walcheren, waarbij hij waarschijnlijk Proponent was, als Predikant te Batavia. Den 28 November van dat jaar naar Amboina beroepen zijnde, ging hij den 29 December geweldig aan over de wijze, waarop men de Predikanten van Batavia verzond. Den 2 Januarij daaraanvolgende was er over dit tieren en aangaan als ook over zekere leerrede, die hij over Psalm 3 vers 2 gehouden had veel moeite in den Kerkeraad waarover hij zich zeer slecht verdedigde, hoewel hij daarna zediger en zachter antwoord gaf. Hij bleef echter bij zijn beweeren, dat hij de wijze van beroepen en verzenden, zoo als die in Oost-Indië plaats had, niet voor Goddelijk hield; maar wel die, welke bij loting geschiedde, waarover hij naderhand nog veel moeite had. Evenwel had zijne verzending naar Amboina voortgang, alwaar hij een groot geschil had met zijnen ambtgenoot Hendrik Hartong over de erszonde, over hetwelk zij het oordeel van den kerkeraad verzochten, die den 10 Januarij 1652 het gevoelen van Appeldoorn verwierp, waarop hij buiten dienst naar Batavia vertrok. Hier werd hij in Maart des volgenden jaars door de Hooge Regering van Indië van zijne afzetting ontheven en weder aangesteld; doch, alzoo hij nu verzocht ter Avondmaal te gaan, en met den Voorzitter weder in hooge woorden kwam, werd hij tot de volgende vergadering uitgesteld, doch toen scheidde hij wederom onverrigter zaken met vele dreigementen tegen de Broeders, tegen welke hij ook vervolgens een geschrift bij Hunne Edelheden inleverde, hetwelk hem echter werd teruggegeven en hij afgewezen. In September leverde hij een opstel aan den Kerkenraad in, het welk, ofschoon niet in alle deelen voldoende geoordeeld, evenwel aangenomen werd, waarop de verzoening plaats had en men hem weder ten Avondmaal toeliet, zelfs werd zijne afzetting in Amboina door de hooge regering te niet gedaan.
Niet lang bleef hij nu weder in rust, want naauwelijks was zijn voormalige ambtgenoot Hartong, in November des zelfden jaars te Batavia, teruggekeerd of zij geraakten in groot geschil en traden tegen elkander in proces, hetwelk in Februarij daaraanvolgende bij halvering van kosten werd uitgewezen en Appeldoorn tevens afgezet, terwijl beide gevonnisd werden, om zonder soldij naar het vaderland te vertrekken. Wat hem verder wedervaren is vind men niet opgeteekend.
Zie Valentijn Oud en Nieuw Oost-Indiën D. III. St. I. bl. 56, D. IV. St. II. bl. 47, 43-49.