[Willem Ternooy Apel]
APEL (Willem Ternooy), geboren te Amsterdam den 21 November 1799, uit deftige burgerouders, ontving eene, naar hunnen stand, beschaafde opvoeding, doorliep alle lagere scholen met hoogen lof, en werd daarna als leerling in eene Apotheek geplaatst. Dit was echter niet zijne keuze. Van zijne eerste jeugd af had hij groote begeerte om Predikant te worden, doch door omstandigheden van allerlei aard was hij gedwongen zich hierin te verloochenen. Met lust en ijver was hij echter bij zijnen patroon werkzaam, vooral ter wille zijner ouders, tot dat hij tot den handelstand overging en daarin dan ook gedurende eenige jaren bleef. In dien tijd leerde hij Katharina Frederika Korte, van Halle, bij Havelberg geboortig, kennen, trad met haar in den echt, en leefde met haar nog eenigen tijd in Amsterdam.
Aanhoudend was hem intusschen de begeerte zijner jeugd bijgebleven, en niets verlangde hij vuriger dan zich aan het Herders- en Leeraarambt toe te wijden. Na zich daartoe te Amsterdam, met behulp van eenige vrienden, in de voorbereidende wetenschappen te hebben geoefend, ontdeed hij zich dan ook ten laatsten van zijne zaken, begaf zich met zijne gade ter woon naar Utrecht, studeerde aldaar bijna vier jaren, werd bij het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht Proponent en eenige dagen daarna tot Predikant te Vreeswijk beroepen- Van daar vertrok hij naar Berkel-en-Roderijs, waar hij ruim vier jaren verbleef, gedurende welke tijd hij voor onderscheidene beroepen bedankte, doch toen de gemeente van Vlissingen hem begeerde, ging hij derwaarts, en hield er den 11 November 1832 zijne intrede. Nog geen tien jaren mogt hij in die gemeente werkzaam wezen, want reeds den 14 Jannarij 1842 ontsliep hij onverwacht, na eene ligte ongesteldheid van slechts winige dagen.
Ook als schrijver was hij met roem bekend; getuigen de navolgende werken, waarvan enkele meermalen herdrukt zijn: