en der Vereenigde Nederlanden; de Nederlaag der Turken; het Tweede burgemeesterschap van den Heer Lambert Reinst, en meer andere. Hierop kwam de Teems in Brand, dat in het jaar 1667 gevolgd werd van het gedicht op den vrede van Engeland met Nederland te Breda gesloten, getiteld: Bellone aan Band. Dit gedicht munt vooral door eene schitterende verbeeldingskracht en bij uitstek vloeijende versmaat uit, en deed dan ook de kunstkenners versteld staan terwijl Vondel uitriep: ‘Het is zoo schoon, dat ik er mijnen naam wel onder zou willen zetten.’
Inmiddels bekend geworden zijnde bij Diderik Buisero, Heer van Heeraartheiningen, nam deze hem onder zijne bescherming en stelde hem in de gelegenheid om de apotheek, waar zijne ouders hem als leerling hadden besteld, te verlaten en zich aan de hoogeschool te Utrecht op de geneeskunde toe te leggen, hetwelk hij met zulk een goed gevolg deed, dat hij in het jaar 1673, na het verdedigen van eene Verhandeling over de draaijing des hoofde tot Doctor in de Geneeskunst werd bevorderd.
Nog te Amsterdam zijnde, was hij lid geworden van het Kunstgenootschap, onder de zinspreuk: Nil volentibus arduum, en had deel genomen aan het vertalen en berijmen der treurspelen door die Kunstgenooten uitgegeven, namelijk Agrippa, of de gewaande Tiberinus en Orondates en Statira, en aan het opstellen van hunne blijspelen het Spookend Weeuwtje, de Gelyke Twèlingen van Plautus en andere. Men behoeft Orondates en Statira maar in te zien, om de trekken van zijne hand er in te ontdekken, die zich in het eerste bedrijf van dat treurspel dadelijk opdoen. Doch zijn vlugge geest kon zich niet in het genootschappelijk keurslijf laten inrijgen, en eenig ongenoegen met Adriaan Pels, de voornaamste der leden van dit Kunstgenootschap, gehad hebbende, scheidde hij uit die rijmersbent.
Vóór hij nog de Hoogeschool verliet gaf hij het voornaamste en beste zijner werken de Ystroom in 1671, naauwelijks vierentwintig jaren oud zijnde, in het licht, dat met geen minder geestdrift dan het vorig dichtstuk ontvangen en met lofdichten van Vondel, Six, Huygens, Vollenhove, Oudaen, Francius, Bake, Kaspar Brandt, Buisero en andere vereerd werd, en geen wonder, want het is een der beste dichtstukken, die wij in heschrijvende poezij bezitten, en een parel aan de eerkroon door onderscheidene Dichters aan het vaderland geofferd. Zijn begunstiger Buisero, inmiddels Gecommitteerde wegens Zeeland ter Admiraliteit op de Maze geworden zijnde, kreeg daardoor gelegenheid om hem het ambt van eerste Klerk ter Secretarie van dat Hof te bezorgen, ten einde zijn ne dichtoefeningen, onder meer onbekrompen omstandigheden voort te zetten. Nu waren alle beminnaars en hoogschatters in verwachting dat hij zijne belofte openlijk in de voorreden van zijnen Ystroom gedaan, zou nakomen en een werk van stichtelijke ernsthaftigheid voortbrengen, namelijk het Leven van den Apostel