Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1
(1852)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
François Welsers, Patricius van Augsburg, verwekte. Ofschoon hij uit een wettig huwelijk geboren was, durfde hij, wegens den stand zijner moeder, zich den aartshertogelijken titel niet aanmatigen. Daarentegen droeg men zorg, hem van aanzienlijken geestelijke ambten te voorzien, zoodat hij onderanderen het bisdom van Constans, benevens den kardinaalshoed, verkreeg. Hij bevond zich in 1598 in den Elzas, waar hij, van wege den keizer, gebied voerde, toen hij door zijnen neef, den kardinaal Albertus van Oostenrijk naar de Nederlanden ontboden werd, ten einde de landvoogdij waar te nemen, gedurende den tijd dat Albertus zich in Spanje bevond, om aldaar met de Infante Isabella Clara Eugenia te huwen; terwijl Franciscus Mendoza, Admirant van Arragon, hem toegevoegd werd, om het gezag over de krijgsmagt te voeren. Naauwelijks was Andreas in de Nederlanden, of de Spanjaarden, die in het kasteel van Antwerpen en Lier lagen, sloegen aan het muiten, en eischten de betaling van hunne achterstallige soldij, waarin zij weldra door de bezetting van het kasteel van Gent gevolgd werden. De Kardinaal wist deze muiterij te stillen, door de soldaten te voldoen en daarna eenige hunner te straffen. Voorts verbood hij allen handel van Holland en Zeeland met de provinciën en plaatsen, die in zijne magt waren. Daarna trok Mendoza op bevel van Andreas met zijn leger in het Land van Kleef, en veroverde aldaar Rynberk, Orsoy, Emmerik, Rees en andere plaatsen. Om dusdanig eenen inval in het Duitsche rijk, hetwelk onzijdig was, eenen schoonschijnenden glimp te geven, werd van de zijde der Spanjaarden uitgestrooid, dat zij dit land voor het overrompelen der Staatschen moesten beschermen. Dooh aangezien Mendoza de gruwelijkste moorden en plunderingen aldaar aanrigtte, wapenden zich de Duitsche Vorsten, om den loop dier euveldaden te stuiten; hij schroomde echter hun af te wachten en keerde eensklaps met zijn leger naar de Nederlanden terug, waardoor hij de overwonnen plaatsen weder moest verlaten. Ook moest hij de belegering van Zalt-Boemel opbreken. Andreas liet hierop aan' den oever van de Maas en de Waal eene schans bouwen, die naar hem het fort St. Andries genoemd werd. Toen de Aartshertog Albertus op het laatst van Augustus 1599, met zijne gemalin, in de Nederlanden terug kwam, vond hij zijnen Oom Andreas en den Admirant oneenig, daar elk de voordeelen in dit jaar behaald, aan zich zelven, doch de schade bij onderscheidene gelegenheden geleden, aan den ander wilde toeschrijven. Mendoza bleef echter in het bewind, doch Andreas legde de regering neder, en begaf zich weder naar Duitschland. In het volgende jaar deed hij wegens het Jubeljaar eene reis naar Rome, alwaar hij onbekend wilde zijn, maar evenwel door Paus Clemens VIII. uitgenoodigd werd, om in het Vatikaan zijn verblijf te houden. Den 23 October reisde hij van daar, om Napels | |
[pagina 290]
| |
te bezigtigen. Op de terugreis werd hij ziek en kwam in dien toestand weder te Rome, waar hij in den nacht tusschen 11 en 12 November 1600 overleed, nadat de Paus zelf hem de laatste biecht afgenomen en het sacrament der stervenden toegediend had. Zie Bor, Nederl. Oorl. B. XXXV. bl. 467 (37) B. XXXVI., bl. 522 (4), 523 (6), 533-536 (15-17), 554-556 (32 en 33) 577 (50), 687 (67); van Meteren, Hist. van den Oorl. en Geschied. der Nederl. D. VII. bl. 262-264, D. VIII bl. 7; van Loon, Bes. van Nederl. Historip.; D. I. bl. 512-531 en 33, waar eene gedenkpenning met zijn afbeeldsel er op voorkomt; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb; Luiscius, Algem. Histor. Woordenb.; Wagenaar,, Vaderl. Hist., D. IX. bl. 15, 45, 64 en 70; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Mr. J.H. van Heurn, Hist. der Stad en Meyerye van 's Hertog., D. II. bl. 228-231; Algem. Woordenb. der Zamenl. |
|