zich met hem naar 's Gravenhage te begeven, ten einde 's lands zaak te helpen ondersteunen.
De Franschen hiervan onderrigt, stelden alle middelen in het werk, om hem in handen te krijgen, doch hij was met niet minder voorzigtigheid dan moed te werk gegaan, waardoor alle pogingen, om hem te vatten, vruchteloos waren. Ampt week, vergezeld van opgemelden broeder, die hem was komen afhalen, naar 's Gravenhage, werd door deze aan het algemeen Bestuur voorgesteld, en bood volijverig den verbondenen zijne dienst aan. Nu werd hem de gewigtige last opgedragen, om, met behulp van andere vaderlanders, de scheepstimmerwerf te Rotterdam in bezit te nemen. Met twaalf der wakkerste en moedigste mannen, door hem voor de goede zaak gewonnen, en die te 's Gravenhage gewapend waren, keert hij naar Rotterdam terug, en, van de aankomst van den Generaal Sweerts de Landas aldaar gebruik makende, volvoerde hij den 22 zijnen last door de werf in bezit te nemen. Den zelfden dag belette hij eene poon, beladen met levensmiddelen, bestemd voor het Fransch eskader te Hellevoetsluis, te vertrekken. De schipper wilde met geweld uitzeilen, doch Ampt verbood hem zulks schriftelijk op doodstraf. Hierom werd Ampt later, te Parijs, bij verstek, door den krijgsraad tot de straf des doods met den kogel verwezen.
Den volgenden dag bemande hij twee kanonneerbooten en zeilde daarmede de Maas op, ten einde de Franschen te bestoken, en was alzoo de eerste, die weder de Nederlandsche vlag van vaartuigen deed wapperen. Ampt bemagtigde al dadelijk in de Pelsert een schip, dat, voor het garnizoen van Gorinchem bestemd, 80000 pond buskruid en 40000 patronen aan boord had. Deze voorraad, welke naar 's Gravenhage werd opgezonden, was van des te meer belang, daar de verbondenen volstrekt van geene krijgsbehoeften voorzien waren. Vervolgens onderscheidde hij zich herhaalde malen in verschillende schermutselingen met de Franschen.
Ampt, die door het Algemeen Bestuur, namens Z.K.H. den Prins van Oranje, tot loon van zijne met moed en ijver aan het vaderland betoonde diensten tot Eersten Luitenant ter zee benoemd was, werd bij de organisatie der zeemagt in den rang van Luitenant bevestigd, echter niet als Eersten, wegens zijne ontbrekende ondervinding op zee, welke hij gedurende de Frausche heerschappij niet had kunnen verwerven. Ook zag hij zich bij de instelling der Militaire Willemsorde tot Ridder benoemd.
Vervolgens op de brik de Venus geplaatst, met welk vaartuig de Generaal Daendels naar de kust van Guinea werd overgevoerd, werd Ampt op die kust belast de Ancobar of Goudrivier tot de watervallen, zijnde eenige dagreizen landwaarts in, op te varen; geen Europeër was tot daartoe zoo ver in deze streken doorgedrongen. Hij nam met het beste gevolg bovengenoemde rivier op, en beschreef met veel naauwkeurigheid haren loop en hare diepte.